Jeroen Wielaert - Ook in het voormalige Roomse bolwerk Utrecht moesten ze schuilen met hun geloof, maar wel met behoud van pracht en praal. Terwijl zwart na 1580 in de mode kwam in de Reformatie, bleven de benarde katholieken hechten aan een bont kleurenspectrum.

Het was essentieel voor het behoud van hun identiteit, uitgedrukt door kostelijke gewaden, in opeenvolgende eeuwen veranderend van stijl, snit en status. Alles te samen een ongekende rijkdom aan katholieke mode, in Museum Catharijneconvent te zien in de tentoonstelling Fashion for God, een mooie Engelse variant op Pronken voor de Paus.

Museum Catharijneconvent is groot in het tentoonstellen van heiligenbeelden, historische voorwerpen en Bijbelse taferelen op doek. Juist omdat het ook in de Domstad zo verborgen moest blijven, is het goed dat ze nu zo uitbundig uit de kast komen met katholieke kledij. Of zoals ze het zelf noemen: Religieus Textiel uit Noord-Nederlandse schuilkerken 1580-1800.

Eindelijk mag het gezien worden. In wezen komt de expositie tamelijk laat, zo lang na het schuilen.  Ik geloof zelfs dat er niet alleen katholieken naar de expositie gaan kijken. Het is ook mooi voor hervormden met een open geest om te zien wat vroegere kleermaaksters en de eerwaarde dragers deden voor het in stand houden van hun geloofsbeleving.

Bij binnenkomst staat het bezoek direct oog en oog met Willibrord en Bonifatius in vol ornaat op grote schilderijen van Jan Franse Verzijl uit 1639. De vroeg middeleeuwse heiligen zijn afgebeeld in koorkappen, mantels volgens het voorschrift dat gold aan het eind van de middeleeuwen. Door de Nederlandse kerkvaders af te beelden als bisschoppen in die kleding eisten de katholieken de historie van het vaderlandse christendom op. Hier wordt het extra benadrukt door twee imposante koorkappen uit de tijd van voor de Reformatie, behoed voor vernietiging.

In de protestantse razernij om alles wat iconische katholiek was te vernielen, zijn meer dan alleen beelden verdwenen. Het Roomse geloof werd letterlijk ontmanteld, kostelijke gewaden werden verbrand. In grote verdrukking waren de katholieken veel kwijt, behalve hun ziel en geloof. Zo was het in Utrecht, maar ook in steden als Gouda en Haarlem.

Het leed moest goed gekleed gaan, met behoud van traditie, in een samengaan van gelovigheid en onverschrokkenheid. In de schuilkerken trokken de priesters het textiel aan dat was behouden, of ze lieten nieuwe kazuifels, koorkappen of dalmatieken maken volgens voorschriften uit Rome. De verlossing was niet nabij, maar in dit soort uniformen was de beproeving vol te houden. Ze straalden onsterfelijkheid uit, in welke situatie ook.

De kleuren van de katholieke dracht zijn in 1570 officieel bepaald en door de eeuwen heen blijven gelden. Wit betekent vreugde, reinheid en onschuld, te dragen met Pasen, Kerstmis en heiligenfeesten. Rood is bloed en vuur, voor gedenkfeesten van martelaren en Pinksteren, de verschijning van de heilige geest in vurige tongen. Paars is er voor boete- en voorbereiding, de vastentijd, adventstijd en overige boetedagen. Het spectrum vordert naar zwart, kleur van rouw en begrafenissen en eindigt bij blauw, de kleur van Maria's mantel voor op Mariafeesten.

Met die basisgegevens begon de vervaardiging, het naaien, het borduren. Het was vooral het werk van kloppen, vrouwen die kozen voor een geloofsleven buiten een klooster. Zij vermaakten oude kledij in middeleeuwse stijl, maar wel volgens de nieuwe regels uit Rome. 1583 is het stichtingsjaar van de Haarlemse kloppengemeenschap Maagden van den Hoeck. Zij stuurden de geloofsmode in heel de nieuwe Republiek. Het was een nijvere onderneming. Ze hadden een zekere hang naar kerkgemeenschappen vol militant verzet tegen de protestanten. Ze werkten ook voor welgestelden, maakten geborduurde Bijbelomslagen en handschoenen met goud- en zilverdraad. Roomse blingbling.

Op de expositie gaat het gedempte licht van de eerste moeilijke eeuw voorbij, vermindert het schuilgevoel. In de overgang naar de zeventiende eeuw wordt het feller, verandert het beeld. Er werden veel bloemmotieven geborduurd en die zijn ook weelderig te zien aan de bespanningen langs de wanden. In de achttiende eeuw hulden vermogende vrouwen zich in Chinese stoffen die met de zijderoute mee werden gevoerd. Glanzende japonnen kwamen door schenkingen in de kerk terecht – meters profane stof in hergebruik als dienstgewaad. Meneer pastoor kon pronken in onherkenbaar veranderde kledij van een dure juffrouw, op de oude plooien na. Het was mooi voor het geloof, maar ook voor de ijdelheid. Een baljurk cadeau voor een betere plaats in de hemel.  

Conservator Richard de Beer wijst vol trots naar een koorkap uit de Utrechtse Sint-Gertrudiskerk, weet het stuk op waarde te schatten: 'Een sensatie dat hij er nog is.'

Het is maar een van de topstukken voor de toegewijde volgers van deze goddelijke mode. Fashion for God is een sereen en kleurrijk religieus modefeest vol overvloed.