Een interview door Jim Terlingen  

Journalist zijn is zo leuk. Je kunt gewoon iemand benaderen die je bewondert en hem vragen om een interview.  En dan nodigt hij je ook nog eens thuis uit. En zo zat ik een avond met Herman van Tongerloo (1950) voor de open haard in zijn woning in Zeist.

Van Tongerloo is een creatief Utrechts muzikaal multitalent: zanger, saxofonist, liedjesschrijver, librettist. Zijn carrière begon eind jaren 70, begin jaren tachtig. 

Komende maanden treedt hij her en der op met zijn band Bres, die bestaat uit vier muzikanten die allen in de jaren ‘80 hun sporen hebben verdiend in Utrechtse bands. Naast Herman (Spoorloos) zijn dat Han Bavinck (Superjones), Jan van de Berg (Braak) en Hans Boosman (Het Goede Doel). 

Het programma dat ze spelen, heeft als thema ‘gemis’. Het zijn tedere liedjes met Nederlandse teksten en vleugjes poëzie en jazz, die gaan over verlies, het missen van vrienden, vaders, moeders, kinderen, het verdwijnen van veilige plekken, oude café’s, oude liefdes. Soms een bijna melancholisch verlangen naar oude vakantiebestemmingen, vrienden, vriendinnen. En heel soms een sombere dag die we allemaal wel kennen omdat er iets onbestemds ontbreekt. 

Aanstaande zondag 31 maart worden zijn teksten gebruikt in het slotconcert van het zeer bijzondere Utrechtse requiem ‘Kanaries’ in TivoliVredenburg.

Onlangs stond hij nog in Het Werftheater met een spin-off van Bres, ‘Stadsgenoten’. Zij speelden een programma met liedjes over Utrechtse personen, zoals Gerrit Rietveld, Nijntje, Pyke Koch, St. Maarten en Trijn van Leemput.
   

Herman, wat heb je met Utrecht?

Het is mijn stad. Maar ik ben geboren in Zuilen toen dat nog echt Zuilen was, vier jaar voordat het bij Utrecht kwam. In mijn jeugd sprak ik echt Utrechts, maar ik werd thuis gecorrigeerd. En ik kan het nog, zoals je kunt horen in het vrolijke lied 'Greet' dat ik zing in het Utrechtse programma.

Mijn vader was bij Demka chef van de afdeling Koudbewerking. Rond 1963-’64 zijn wij op instigatie van de Demka-directie naar Bilthoven verhuisd. Ze vonden het niet goed dat wij nog steeds in Zuilen woonden. Ongelofelijk, maar dat ging toen zo.

Die verhuizing vond ik vreselijk. Ik heb toen afgedwongen dat ik op de school mocht blijven waar ik zat in Utrecht, het Christelijk Gymnasium. Zo heeft mijn leven zich grotendeels in Utrecht afgespeeld. 
  

En hier in bandjes gezeten…

Jazeker. Ik begon als zanger en liedjesschrijver in Dame Blanche en zat als saxofonist soms in blazersecties. Ik speelde ook wel eens mee met de Jennerband van de net overleden Ad Jenner en zijn broer Fred. En ik zat ook in de BX Bluesband. Elk jaar naar Oerol enzo. En veel later in Bloedgrijs. 

In de beginperiode bouwde ik daarnaast voor een antiquair op de Loeff Berchmakerstraat kasten en tafels. En woonde ik in een kraakpand aan de Bemuurde Weerd. Later heb ik ook nog een klussenbedrijf gehad met een vriend. Ik heb veel verschillende dingen gedaan. Ik heb ook nog geologie en geografie gestudeerd.
    

Je toont in je liedjes, valt me op, veel betrokkenheid met onze stad. 

Ja dat is zo. Ik lag afgelopen nacht zelfs nog wakker van iets. Dat ging over de Weerdsingel. Daar zijn de fundamenten van toren Het Paard gevonden bij het opnieuw opentrekken van de singel. Maar die waren te groot. Ze hebben er stiekem een heel stuk afgehakt, want anders kon de boot er niet doorheen. Dat was een middeleeuws ding. Daar moet je vanaf blijven!

Nog een voorbeeld. In een lezing over paleis Lofen hoorde ik dat in 1935 men het allermooiste middeleeuwse huis tussen de Vismarkt en het Domplein heeft gesloopt. Het had al een bestemming, maar op het laatste moment vond men dat toch te duur. Toen werd ook het waarschijnlijk originele houten plafond van paleis Lofen gesloopt. Ik hoor de man die de lezing gaf nog roepen ‘hadden we nog maar één half plankje bewaard!’. Daar kan ik echt last van hebben.

Daarom schrijf ik ook in een lied: ‘Ik hou van alles wat ik mis. Ik had niet willen weten. Wie weet, kan slecht vergeten. En droom van een gesloten Dom. En weet: dat schip komt nooit weerom. En poog te accepteren. Van voorbij gaan iets te leren. Te houden van wat over is.’ Dat is zoals ik het voel.
    

Hoe maak je van zo’n tekst een nummer?

Ik maak onze nummers samen met Han Bavinck, de gitarist van de band.  Ik zing aan hem het liedje in een kale vorm voor, de tekst en de melodie zoals ik die heb bedacht, zodat hij het kan voelen. En dan zoekt hij het arrangement. Hij is muzikaal de grote bandleider. Onlangs haalde hij inspiratie voor een arrangement uit het werk van Blind Blake. Dat is zo bijzonder. En dat bepaalt dan weer hoe ik ergens in het nummer de sax gebruik.

Wat helemaal bijzonder is: Han heeft een hele andere visie waarop hij de dingen doet, maar we doen het even graag. Bij mij ontstaat mijn idee als het me raakt, als het iets is dat ik wil delen met mensen. Voor Han is dat niet zo relevant. Hij is weer heel erg betrokken bij het arrangement. Hij heeft een figuurlijke kast met laatjes, waaruit hij put. 
   

Waar haal je je inspiratie vandaan? 

Er zijn artiesten waarmee ik verwantschap voel: Bram Vermeulen, Herbert Grönemeijer en Tom Waits. Maar ik maak zelf ándere liedjes. Daarvoor schrijf ik nieuw werk en ik gebruik wat ik heb. Ik heb de laatste tijd een groot verlangen om liedjes die ik 20 of 30 jaar geleden geschreven heb nog eens te spelen zoals ik het écht zou willen. Dat gebeurt op dit moment. Bijvoorbeeld in dat Utrecht-programma.

Ik heb ooit een liedje gemaakt voor ‘Spoorloos’. Dat beschouw ik trouwens nog steeds als mijn oerband. Daarin was ik saxofonist en ik maakte veel van de nummers. Dat liedje heet ‘Schoolplein’. Die ging over een leerling die verliefd was op een lerares. Dat was gebaseerd op een ervaring die ik zelf heb gehad als leraar. 

Ik was eigenlijk nooit zo tevreden over de tekst, maar de melodie was prachtig. En nu heb ik een heel ander lied gemaakt op die zelfde melodie. Over een autistisch meisje dat zich in de instelling waar ze woont heel alleen voelt. Dat liedje gaat over de vraag ‘ben ik nou gek of ben jij gek’? Dat spelen we nu met Bres.

Voor het Utrechts Requiem doe ik trouwens alleen de teksten. Dat is een hele klus. Elke hoofdpersoon wordt geïnterviewd. Dat is het begin, mijn schatkist. Dat schrijf ik dan helemaal uit met een pen. Zo ontdek ik wat ik in de tekst wil hebben, wat ik er poëtisch uit wil halen. Het gaat me niet om het beschrijven van het hele levensverhaal. Mijn tekst gaat daarna naar de hoofdpersoon. Als die erom moet huilen, is het goed.
   

Wat knap dat je dat kunt bewerkstelligen.  

Ja, dat kan ik. Ik kan dichtbij iemand komen.
   

Zijn alle onderwerpen geschikt voor een lied?

Jawel. Maar ik geef een voorbeeld. Je moet weten, bij mij thuis was het niet zo geweldig. Mijn vader was manisch-depressief. Ik heb er onlangs een liedje over geschreven voor Bres. Ik beschreef daarin heel precies het vreselijke gedrag van die man thuis, maar Han zei tegen me ‘doe maar niet, dat is te persoonlijk’. Daar heb ik naar geluisterd. Ik had het misschien ook wel wat hard beschreven.
   

Word je eigenlijk genoeg gewaardeerd in Utrecht?

Jahoor. Ik krijg ontzettend mooie reacties van mensen. Ik voel me heel dankbaar. Maar natuurlijk denk ik wel eens ‘Waarom heeft niemand mijn lied over Truus van Lier van onlangs ingezonden voor de Annie MG Schmidtprijs?’
  

Je bent nu 73 jaar. Heb je nog ambities?

Ja, ik ben nog zéér ambitieus. Ik wil op het podium staan. Ik wil dat wat me raakt en wat ik schrijf, dat ik dat kan delen met mensen. 

    

Komende concerten in Utrecht 

> Utrechts Requiem
zo 31 maart: TivoliVredenburg

> Bres
do 11 april: Zimihc Theater Stefanus
zo 21 april: De Drie Kronen
zo 28 april: Podium Oost
do 16 mei: Het Werftheater
vr 24 mei: Buurthuis De Nieuwe Jutter