Wielaert – Marja Bosma, de Gulle: meer ambitie voor moderne kunst
Gepubliceerd: zondag 26 maart 2023 18:48
Jeroen Wielaert -
Ik ga weg.
Het is een even droge, als unieke titel voor een tentoonstelling. Conservator Marja Bosma markeert er haar afscheid van het Centraal Museum mee. 33 jaar heeft ze er mede de koers bepaald.
Voor de expositie koos ze voor werk van kunstenaars met wie ze graag omging en werk dat ze heeft aangekocht. Zo is de Melkflessenlamp van Tejo Remy te zien, samen met het doek Silver Lining van Lieven Hendriks. De stofzuigerflat van Frank Halmans staat er, even verder hangt Madhatternijntje van Roland Sohier. Marlene Dumas mocht niet ontbreken, ze is er met Ophelia, Now Don't Make the Water Dirty. Van Utrechter Robbie Cornelissen hangt er When the Circus Comes to Town II.
'Ik ga weg' had gelet op de lange duur van Bosma's loopbaan veel meer kunnen tonen, maar in zijn compactheid vat de tentoonstelling haar betekenis aardig samen. De bezoekers moeten doen wat ze altijd graag deed: goed kijken, de essentie van het maken proberen te doorgronden.
Zo is het ook met het Centraal Museum zelf, een labyrintisch raadsel met een merkwaardige naam. Bosma legt uit: 'Het Centraal Museum blijft een lastig te definiëren instituut en elke directeur heeft er met zijn staf het hoofd over gebroken hoe dit huis een duidelijker gezicht en identiteit te geven. Want hoe 'centraal' is het en wat zegt dat woord eigenlijk?'
Ze heeft wel een tip 'voor wie dit onmogelijke Centraal Museum welgezind is: omhels het caleidoscopische doolhof en neem een voorbeeld aan Klein Duimpje. Trek je eigen spoor door de zalen en zaaltjes. Sprokkel je eigen verhalen en belevenissen, kennis en inzichten bij elkaar! Geniet en leer van de reis – zoals ik 33 jaar heb gedaan.'
De expositie had eigenlijk De Trip moeten heten.
Heel opwekkend is ook de titel van de aardige bundel met herinneringen van Bosma: De geest moet waaien. Aansporing geleend van Johnny the Selfkicker van Doorn. Het geeft iets aan over Bosma's worteling in de jaren 60 en 70. Ze heeft zelfs voorgesteld om Van Doorn door het museum te laten dolen, maar dat ging directeur Sjarel Ex net te ver.
Ex was een van de drie directeuren die Bosma voor een speach had gevraagd als trio Kwik, Kwek en Kwak. Pauline Terreehorst ontbrak als onbeminde Tante Katrien.
Kwik Ex gaf aan wat de sfeer was bij zijn aantreden in 1988, ja, hoe nodig er een geest moest waaien: 'Het Centraal Museum was een tikkeltje ingedut, het krabbelde weer op.'
Hij haalde Bosma naar het museum, ze had naam gemaakt met een expositie over Charley Toorop. Ex: 'Ik op de plecht, zij aan het roer, vast van koers. Nieuwe wijn in Utrecht, maar wel wijn in oude zakken, de vijfde colonne in radicaal conservatief Utrecht.'
In die dagen sprak Marja Bosma haar adagium uit: 'Het museum moet gaan fungeren als de haard van de stad.'
Kunstenaar Peter Zegveld zette dat kracht bij door reeksen buizen te monteren aan de wanden van het middenzaaltje en die te vullen met verf en buskruit. Het was een experiment. Ze besloten eerst één rijtje buizen te laten ploffen. Sjarel Ex zei tegen Bosma: 'In welk museum kan dat, iets laten ontploffen'. Toen kwam de klap. Het buskruit ontplofte, de verf vloog van de muren en het plafond donderde naar beneden. Het werd doodstil, Ex trok wit weg, maar herstelde zich. Het was een van de grootse klappers uit Bosma's loopbaan.
Kwek Edwin Jacobs vertelde wat hij van haar had geleerd na zijn aantreden in 2009: 'Ogen op steeltjes zetten, met overgave. En zo samen naar de Biennale in Venetië.'
Hij had nog een uitspraak van haar onthouden: 'Het museum is een apparaat en dat moet werken.'
Ze had hem nog iets mee gegeven voor missie over de grens: 'Ein Schwebender Intelligenz.'
Kwak Bart Rutten vertelde over het recente diner dat ze hadden. Daarbij had conservator Oude Kunst Liesbeth Helmus Bosma in de geest van de Bentvueghels een bijnaam gegeven: de Gulle. Voor Rutten was Marja een van de redenen waarom hij in Utrecht kwam werken: 'Ze gaf het laatste zetje. Het typeerde haar toewijding en trouw, ook aan de kunstenaars. Ze heeft de stad veel gebracht.'
Marja Bosma gaat niet weg zonder een boodschap. Ze zegt: 'Ik vind vooral dat het museum ambitieus moet zijn. Het gebouw blijft problematisch. Het is goed als het zou verhuizen. Ik heb aan Sjarel Ex al voorgesteld dat er een soort poortgebouw moest komen aan het eind van de Agnietenstraat, tussen het Willem Armtz en het Centraal Museum. Het politiebureau aan het Ledig Erf kwam vrij, nu het Louis Hartlooper Complex Dat had een soort Fodor in Utrecht kunnen zijn.'
'Het Aboriginal Museum was ook hartstikke interessant, Maar helaas. Er is absoluut nog veel te winnen. Het is toch een nadeel van het museum. De naam is al zo vaag. Het zou eigenlijk in zo'n prachtig gebouw moeten als van de NS met die schotel van Marc Ruijgrok op het dak. Maar verbouwen is ook ontzettend ingewikkeld. Het blijft tobben voor de hedendaagse kunst in Utrecht. Een dependance zou mooi zijn. Een Stedelijk Museum, bureau Utrecht. Dat zou het fijnste zijn voor de Utrechtse kunstenaars. Het geeft ze mogelijkheden, ook om snel te wisselen.'