Zo rond verkiezingstijd droomde mijn vader van een betere wereld. Veel vaker nog droomde hij van een betere auto. De eerste auto die hij zo rond 1960 kocht, was namelijk een tien jaar oude Ford Vedette. Een auto die in het Amerikaanse Detroit ontworpen was om in het Franse filiaal van de firma Ford geproduceerd te worden.

Het model was net iets te klein voor de grote Amerikaanse autowensen en net iets te groot om in de smaak te vallen bij de Europese autokopers. Er werden er in Europa dan ook maar weinig van verkocht en als Frans exportproduct mislukte de auto ook. Waarschijnlijk ook omdat het  weliswaar een prachtige auto was om naar te kijken, maar - en daar wist mijn vader over  mee te praten - een ramp was om in te rijden.

De Ford Vedette had daardoor al snel de reputatie een enorm onderhoudsgevoelige auto te zijn. Na 50 kilometer als een naaimachine gelopen te hebben ging de onze steevast stuk. De achterbak van de auto was dan ook volledig gevuld met gereedschap dat onderweg  van pas zou kunnen komen als we met de auto ergen naar toe gingen.

Zoals tegenwoordig mensen wel eens een uurtje te vroeg van huis gaan omdat je in een onverwachte file een dik uur opgehouden kunt  worden, zo ging mijn vader altijd 2 uur te vroeg van huis; hij calculeerde reparatietijd in.

Als wij eens per jaar met de auto helemaal op kampeervakantie naar Texel gingen, moest  mijn broer in zijn eigen auto de hele weg naar Den Helder achter ons aan blijven rijden. We vertrokken weliswaar al om een uur of 8  in de ochtend en de laatste veerboot vanuit Den Helder naar Texel vertrok meer dan 12 uur later, maar ja? Als het tegen zat en de auto kwam onderweg een keer of 5 met pech stil te staan dan zou je zelfs die laatste veerboot kunnen missen. Behalve als je een assistent automonteur bij je had.

Dat assisteren was de taak van mijn broer die net als mijn vader met zijn handen kon repareren wat zijn ogen zagen dat kapot was. Mijn moeder reed niet graag in die Ford omdat ze sowieso bang in auto’s was en zich bovendien kapot ergerde als ze onderweg een paar uur op de achterbank moest zitten wachten tot de auto weer eens  gerepareerd was.

Aan de andere kant: we hadden het thuis ook niet breed genoeg om de autodroom van mijn vader te kunnen verwezenlijken. Dit weerhield hem niet om elke week minstens één keer te proberen mijn moeder over te halen om in te stemmen met het aangaan van een lening waarmee  een tweedehands Citroën DS gekocht kon worden.

Als vanzelfsprekend in de jaren zestig, was mijn vader thuis volledig de baas. Alleen, mijn moeder had het compleet voor het zeggen. En zij wilde niet dat we ons voor een auto diep in de schulden zouden steken. Op een zaterdagavond, zo halverwege de jaren zestig, stelden mijn vader en broer onder het eten aan mijn moeder voor om een jaar nou eens niet naar Texel op vakantie te gaan. En om het uitgespaarde vakantiegeld te gebruiken om een om Citroen DS aan te schaffen die door een aanrijding van achteren total loss verklaard was.

Met een vage kennis van mijn broer kon mijn vader - in ruil voor 3 maanden lang elke zaterdag en zondag te helpen bij een verbouwing - gratis een Citroen DS krijgen die juist door een aanrijding aan de voorkant door de verzekering total loss verklaard was.

Mijn vader legde mijn moeder uit dat hij samen met mijn broer van de auto met een kapotte achterkant en die met een aan gort gereden voorkant een hele nieuwe kon maken die veilig in het gebruik zou zijn. “Vooruit dan maar! ”, zei mijn moeder na een minuut of vijf te hebben tegengestribbeld.

Mijn vader pinkte daarop een traan van geluk weg en een klein jaar later stond er bij ons een Citroen DS voor de deur te pronken. Mijn moeder was bij nader inzien doodsbang geworden dat die auto tijdens het rijden spontaan in tweeën zou breken en verbood mijn vader daarom om - behalve mijn broer - iemand in de auto mee te nemen.

Een paar maanden later accepteerde mijn moeder dat niks mis met onze auto was nadat er een chef van de Citroen garage op de Amsterdamsestraatweg bij ons langs was gekomen om mijn vader te bedanken voor zijn uitvinding om de vering van de Citroen DS nog iets te verbeteren. Terloops vertelde hij dat mijn vader en mijn broer een waar kunststuk geleverd hadden door van twee kapotte auto’s één ijzersterke hele te maken. Die avond zat ik voor het eerst in onze DS.  

Henk Westbroek

(Deze column is gepubliceerd in De Oud-Utrechter 24 juni 2015)