Raymond Taams - De eerste persoon die om mijn QR-code vroeg, was de beveiliger van de Baarnse televisiestudio. Omdat ik er regelmatig kom, kennen we elkaar van gezicht. “Heb jij zo’n QR-code voor mij?”, vroeg de man. Met lichte weerzin hield ik mijn telefoonscherm onder zijn scanner, echt steken deed het niet. Deze procedure herhaalde zich de ochtenden erna, tot het programma waaraan ik meewerkte opgenomen was.

Een dag later stapte ik McDonald’s aan de Utrechtse Oudegracht binnen voor een beker koffie. “Uw QR-code graag”, kwam een medewerker in McDonalds-schort met scan-apparaat in de aanslag op me af. Hoewel ik twee keer Pfizer heb gehad, en dus overal naar binnen kan, verstijfde ik. Na een afgemeten ‘nee’ verliet ik de zaak, om de situatie ijsberend op de gracht te analyseren.

‘Dingen hebben een QR-code, niet mensen’, gromde ik inwendig. Zojuist was mij bij binnenkomst van het fastfood-restaurant dezelfde behandeling ten deel gevallen als een doos bevroren kipnuggets: gescand worden door een anoniem iemand in een schort. Ik dacht aan de Poolse uitzendkrachten die ik ooit bij een bushalte in Kanaleneiland zag. Op hun jassen droegen ze stickers met een barcode. 

Dingen hebben een bar- of QR-code, niet mensen. Daarom voelde ik pas bij de tweede confrontatie met de maatregel hoe verkeerd hij eigenlijk is. Voor de studio-bewaker was ik nog een vertrouwd gezicht geweest, bij McDonald’s werd ik definitief gedegradeerd tot te scannen object dat andere gescande objecten kwam consumeren.

Een QR-code is een embleem, een onderscheidingsteken, zoals reeds besprongen ooien gekleurde stippen op hun achterste dragen van het stempelkussen dat de boer de dekram omdeed. Wanneer je mensen als beesten behandelt, gedragen ze zich uiteindelijk als beesten. Mijn gele vaccinatiepaspoort met stempels van de GGD wil ik best laten zien, maar ik wil niet met een digitale sticker in mijn broekzak rondlopen.