Bijna zeventien jaar heeft Dik Binnendijk op Bellamystraat 11 bis in Utrecht gewoond in de Vogelenbuurt. Na zeven jaar stierf begin september1976 zijn hospita, die door iedereen ‘opoe’ werd genoemd. Daarna werd het bovenhuis verkocht en verbouwd tot kamerverhuur. In de (onregelmatig verschijnende) serie ‘Bellamytjes’ haalt Dik herinneringen op uit die tijd.

Dik Binnendijk Nadat de benedenverdieping van het bovenhuis leeg was, ging Bellamystraat 11 bis in de verkoop. Ik ging er altijd van uit dat opoe het huis huurde, maar daar had ze het nooit over. Of beter gezegd ik heb er nooit naar gevraagd. Elke maand kwam er een mannetje langs, die geld kwam op halen voor het huis. Duidelijk toch? Mijn huisgenoot Ton had op een of andere manier contact met de eigenaar, maar wie dat was vertelde hij niet. Door dat contact kon hij een beetje manipuleren bij de verkoop van het huis. Ook daar was hij nooit zo open over.

Het bovenhuis werd gekocht door Rudie, de schoonzoon van de benedenburen van Bellamystraat 11. Wij konden er blijven wonen. Toen ik bij opoe kwam moest ik per maand 100 gulden huur (circa 50 euro) betalen; in 1976 was de huishuur 125 gulden per maand geworden. Vrij snel na de aankoop wilde Rudie de huishuur verhogen naar ik dacht 200 gulden per maand. Daar waren Ton en ik het absoluut niet mee eens. Ton had rechten gestudeerd en had een baan als jurist. Hij wist welke stappen we konden nemen om deze enorme huurverhoging tegen te gaan. De huurcommissie inschakelen, weet ik nog. De afhandeling was in de veilig handen van Ton (dacht ik). Zelf weet ik geen donder af van de juristerij. De relatie met huisbaas Rudie werd in ieder geval niet best.

We zaten midden in de juridische procedure toen Ton me vertelde dat hij een appartement had gekocht in de buurt van de Eijkmanlaan. Hij zou een week later verhuizen. Ik stond perplex. Dubbelspel!? Geen idee of we een knallende ruzie hebben gehad, maar er was geen enkele vorm van overdracht over wat ik nu juridisch verder moest doen. Hij had er geen belang meer bij. Zoek het maar uit! Na zijn verhuizing heb ik nooit meer contact met hem gehad.

Omdat ik geen woonalternatief had, heb ik snel - heel laf - mijn excuses aan Rudie aangeboden. Alles schoof ik in de schoenen van Ton: “Het was zijn idee en daarin ben ik meegegaan.” In feite klopte dat wel, maar het gebeurde ook absoluut met mijn toestemming. Zo kwam het weer goed met Rudie. Ik heb de huurverhoging geaccepteerd en kon blijven.

In Bellamytjes (18) ( Binnendijk - Bellamytjes (18): Opoes dood | Nieuws030 - Nieuws030 ) schreef ik over de hulp van mijn buurman Ad bij het zoeken naar gegevens over opoe in Het Utrechts Archief. Als een soort bijvangst rolde daar uit dat ooit opoes schoonvader eigenaar was van Bellamystraat 11 bis. Die leefde natuurlijk niet meer. Hoe het daarna is verlopen met het eigendomsrecht, weet ik niet. Wellicht was opoes zoon na haar dood eigenaar geworden van de bovenwoning, maar wilde van het huis af. En dat wist Ton. Pas bij het schrijven van deze column realiseer ik me dat Ton wellicht zelf heeft gepoogd om het bovenhuis te kopen zonder me daar iets over te zeggen. Opnieuw: dubbelspel?

Ton heb ik altijd gezien als medestudent en toen kocht een student nog geen huis. Maar als jurist met baan kon hij gemakkelijk een hypotheek krijgen. Bovendien was hij enig kind en zijn ouders waren redelijk welgesteld. Die zullen hem ongetwijfeld geholpen hebben bij de aankoop van de flat.

Achteraf gezien is het goed geweest dat Ton verdween uit de Bellamystraat. We waren huisgenoten, geen vrienden en deelden weinig met elkaar. Hoogstens was ik zo’n vijf jaar zijn privé-kok. Na de verbouwing van het bovenhuis begon ik in 1977 echt aan een nieuwe periode op 11bis. Die periode zou nog een kleine tien jaar gaan duren.

Bellamytjes (20) gaat over de verbouwing en mijn nieuwe huisgenoten.

Achter de middelste boom: Bellamystraat 11bis en bovenste verdieping nr. 11. Foto: Dik Binnendijk