Bijna zeventien jaar heeft Dik Binnendijk op Bellamystraat 11 bis in Utrecht gewoond in de Vogelenbuurt. Tot haar dood in 1976 woonde hij de eerste zeven jaar met z’n hospita, die door de hele buurt ‘opoe’ werd genoemd. Daarna werd het bovenhuis verbouwd tot kamerverhuur. In de (onregelmatig verschijnende) serie ‘Bellamytjes’ haalt hij herinneringen op uit die zeventien jaar Bellamystraat.

Dik Binnendijk – “Denk je eraan dat de vlijtige liezen buiten veel water moeten hebben. Maar je ziet vanzelf wel of het blad dan slap hangt.” Twee zinnen uit een mail van Corrie een paar jaar geleden over het water geven van haar planten tijdens haar vakantie met Ad. Haar planten binnen hebben nooit veel water nodig. Maar buiten achter heeft Corrie veel eenjarige bloeiers staan die ontzettend veel van water houden. Zeker als het warm is: elke avond water geven.

Naast het huis van Corrie pas ik op nog twee andere huizen in mijn straat als de bewoners een week of meer weg zijn. Soms heb ik de pech dat als de een terugkomt, de ander weer op vakantie gaat. Zo ben ik een week of vijf plantenwatergever (en kan ik zelf niet onverwachts een weekje weg). Daarnaast haal ik ook de post van de mat en geef via de app of mail een seintje als er een rouwkaart binnenkomt. Van Corrie krijg ik ook altijd een stapeltje verjaardagkaarten met een briefje erbij op welke dag ik ze in de brievenbus moet doen. Bij een ander oppashuis mag ik naast het planten bewateren de guppen om de dag eten geven. Als ik op vakantie ga, wordt omgekeerd voor mijn post, kamerplanten en tuin gezorgd.

Zo’n vijftig jaar geleden had ik op mijn kamer in de Bellamystraat veel meer groene planten staan en hangen, dan dat ik nu heb. Planten stekken was ooit een hobby van me en van zielige planten weer gezonde exemplaren maken vond ik ook leuk. Toen ik in de zomer van 1970 op vakantie ging, zou opoe voor mijn planten zorgen. Ik was een maand weg. Bij thuiskomst waren - op twee vetplanten na - al mijn planten dood. Opoe had ze vergeten water te geven. Ik had dat kunnen weten, want zelf had ze alleen maar cactussen en vetplanten. En deze kunnen wel goed tegen een waterloze periode. 

Het jaar erop ging ik naar Parijs. Voordat ik wegging, gaf ik opoe een vlijtig liesje. “Kijk, opoe, als deze plant slap hangt dan moet je mijn planten ook water geven.” De huiskamer van opoe was op het zuiden. Het kon binnen bloedheet zijn, dus het vlijtige liesje hing snel slap. Dat jaar hebben mijn planten het overleefd. Ze kregen zelfs te veel water. Bij sommige planten moest ik het water uit de sierpot gieten. Ik was nog op tijd anders waren ze verrot.

Als dank had ik voor opoe een duiveltje meegenomen die je - een stuk groter - op de Notre-Dame kan zien zitten. Je kon haar altijd blij maken met een nieuw beeldje. Opoes woonkamer stond vol met die prullaria. De Notre-Dame duivels en andere monsters zijn waterspuwers. Zij zorgen ervoor dat het regenwater niet langs de gevel van de kathedraal naar beneden stroomt. Zo voorkom je onnodige aantasting van het gesteente. Deze duivels en monsters - Les Gargouilles de Notre-Dame - waken al eeuwen over Parijs.

Mijn duiveltje kreeg een ereplaats op de hoek van de schoorsteenlijst. Het heeft daar tot opoes dood gestaan: het nepwaterspuwertje als dank voor het planten water geven.

Volgende keer: Bellamytjes (15): De boekenstempelaar

 De Bellamystraat.