Bijna zeventien jaar heeft Dik Binnendijk op Bellamystraat 11 bis in Utrecht gewoond in de Vogelenbuurt. Tot haar dood in 1976 woonde hij de eerste zeven jaar met z’n hospita, die door de hele buurt ‘opoe’ werd genoemd. Daarna werd het bovenhuis verbouwd tot kamerverhuur. In de (onregelmatig verschijnende) serie ‘Bellamytjes’ haalt hij herinneringen op uit die zeventien jaar Bellamystraat.

Dik Binnendijk – “Dag, Dik! Je spreekt met jouw vroegere overbuurvrouw van Bellamystraat 6!” “Goeienavond mevrouw K. Dat is een verrassing!” Dat was het zeker, want ik had een kleine 35 jaar geen contact meer met haar gehad. Zo gaat dat meestal als je uit een buurt verdwijnt. We zeiden elkaar altijd gedag en spraken elkaar op straat en in de buurtwinkels. Van 1966 tot 2005 heeft familie K. op Bellamystraat 6 gewoond: een groot huis voor een groot gezin met tien kinderen.

Mijn vroegere overbuurvrouw belde, omdat haar zoon Rinze haar mijn Bellamytjes-columns had laten lezen. Hij stuurt via de familie-app de link van elk nieuw Bellamytje ook door aan z’n broers en zussen. Door die columns had mijn overbuurvrouw ineens de behoefte om mij te bellen. Rinze probeerde haar nog tegen te houden. “Misschien vindt Dik ‘t helemaal niet leuk als je hem gaat bellen!” Maar als mijn overbuurvrouw iets in haar hoofd heeft, dan gebeurt dat ook. Inmiddels ben ik bij haar langs geweest en natuurlijk hebben we het over opoe gehad. Daarnaast heeft haar dochter Barbara me een paar mails gestuurd met haar eigen herinneringen aan die Bellamytijd.

Zo kan ik losse, individuele flarden aan herinneringen soms wat meer aan elkaar breien, zoals deze. Opoe zat bijna altijd in haar stoel in de erker. Ze keek meestal de straat af richting de Weerdsingel, maar ze hield ook de rest van de straat in de gaten. Achter haar ‘uitkijkstoel’ stond een tafeltje met daarop de kooi van Piet, opoes kanarie. Net zoals tegen poedel Perry sprak opoe met haar kanarie. “Niet waar, Piet?” “Piet! Piet! Pietje!” En dan kwam er een Pietfluitje terug.

Die erker had de hele middag zon. In de zomermaanden deed opoe dan vaak de bruinbeige gordijnen dicht om de ergste warmte uit haar kamer te houden. Dat het daar zo bloedheet kon worden, was ik helemaal vergeten, maar mijn overbuurvrouw wist dat nog wel. “Zo nu en dan kwam opoe puffend naar beneden en veegde het zweet van haar gezicht. ‘Ik leg het af daarboven,’ zei ze dan en ging bij ons voor de ramen zitten. Ze nam dan een stoel mee naar de overkant. Aan onze kant was er schaduw.”

Ik zag dat gehannes met een stoel de trap af al voor me, dus ik dacht dat opoe op de vensterbank ging zitten voor de ramen van nr. 6. Ik heb het onlangs uitgeprobeerd, maar dat zit niet lekker. De vensterbank is bijna te hoog voor mijn billen en opoe was een stuk kleiner dan ik. Overbuurvrouw: “Een enkele keer heb ik haar dan wel eens binnen gevraagd. Wij hadden een diepe kamer. Daar was het meestal koel. In die kamer heeft ze een paar keer gezeten, maar niet zo frequent hoor!”

Waarom opoe bijna nooit in haar wat koelere achterkamer ging zitten, weet ik niet. Ik kan me vaag herinneren dat ze ooit zei: “Je ziet hier niks!” Dat klopt ook wel. Ik was daar dat uitzicht gewend op het platte dak van de garage die gebouwd was tussen de achterkant van de woningen aan de Bellamystraat, Duifstraat en Weerdsingel Oostzijde. Die garage bestaat nog steeds, is wel regelmatig van naam veranderd en heet tegenwoordig Garage Utrecht (Weerdsingel OZ 44).

Opoe had ook de schuifdeuren tussen voor- en achterkamer kunnen openzetten, evenals de balkondeuren. Of ze zou op het balkon kunnen gaan zitten. Logisch dat ze dat niet deed, toen ik die kamer twintig maanden huurde. Maar toen ik boven zat, had dat goed gekund.

Ik denk dat het leven op dat platte dak met hoogstens een paar katten, duiven en meeuwen, veel saaier was dan de ‘levendige’ Bellamystraat. Bovendien speelde haar leven zich af in de voorkamer. Mogelijk zou ze zich in die achterkamer nooit thuis hebben gevoeld. Misschien is haar man daar gestorven of heeft daar opgebaard gelegen. Maar dat is mijn invulling nu ruim vijftig jaar later.

Volgende keer: Bellamytjes (11): “Je mot die jongens van je in de gaten houden!”

 Bij Bellamystraat 6 was ’s middags schaduw. Foto: Dik Binnendijk