Max – tuinfeuilleton, aflevering 3

Maandag was de thuiswerkdag van Jeroen. Toen Max en Bernie samen met Chris, de vijverspecialist van het bedrijf, ‘s ochtends arriveerden, troffen ze hem aan de keukentafel achter zijn laptop. Esmee was net vertrokken naar Den Haag, waar ze op een ministerie werkte.

“Goedemorgen heren, klaar om ons ecosysteem verder vorm te geven?”, begroette Jeroen de drie. “Eerst koffie, dat is goed voor de sappen, hopelijk werk ik de rijsttafel van gisteravond dan uit m’n systeem”, antwoordde Bernie. Jeroen leek het grapje niet op te merken en begon aan een gortdroge verhandeling over vissoorten. “In het biologische evenwicht vervullen de vissen nauwelijks een rol, toch moeten hun uitwerpselen door bacteriën in de vijver worden afgebroken”, doceerde hij.

“Hoe kan zo’n saaie sok zo’n lekker wijf krijgen, heeft ‘ie een gouden lul ofzo?”, informeerde Bernie even later bij z’n collega’s. “Welnee, hij was gewoon een brave student, afkomstig uit een doorsnee middenklassegezin, in het huidige systeem val je dan automatisch omhoog, je kunt het zelfs tot minister of televisiepresentator schoppen, vrouwen willen uiteindelijk financiële stabiliteit”, verklaarde Max.

Ondanks het rustige nazomerweer werd het een vermoeiende werkdag. Ecosystemen bleken een fixatie te zijn van Jeroen, om de haverklap kwam hij naar buiten om bijvoorbeeld de functie van een zojuist aangeplante struik te duiden. Geestelijk uitgeput plofte Max om zes uur naast Roos, een oude vriendin, neer op het terras. Met haar beste vriendin, Nina, beleefde hij een korte romance. Nina zette er een punt achter omdat ze hem te fatalistisch vond. “Waarom pas je je niet een klein beetje aan?”, begon Roos, “ik bedoel: Nina vond je een waanzinnig knappe man, misschien wel de knapste die ze ooit heeft gehad.” “‘Ik kan alleen de rol spelen die ik ben’, citeer ik Reve”, galmde Max plechtig. “Verschuil je maar weer achter de literatuur, feit is dat je tegen de veertig loopt, je uiterlijk laat je op een dag in de steek”, waarschuwde Roos.

‘s Nachts lag Max te woelen in bed; hij had weer dat punt bereikt waarop de alcohol hem juist wakker hield. Voor half september was het absurd warm, morgen overdag kon het dertig graden worden. Door de open ramen kwamen geluiden van scooters en opgewonden discussiërende jongeren. Tegen vier uur dommelde hij weg, om half zes ging de wekker. Geradbraakt trok hij zijn werkoverall aan, douchen kwam niet eens in hem op. Een vergeten pakje kauwgom in een jaszak gaf een korte geestelijke opkikker; Bernie en Chris zouden de kegel allicht minder ruiken in de bus. Dit keer zaten Jeroen en Esmee samen in de keuken.

De werklui wisten inmiddels hoe het koffiezetapparaat werkte, om gesprekken te vermijden nam Max de taak op zich. In gezelschap van zijn vrouw gedroeg Jeroen zich onuitstaanbaar betweterig. “Op professioneel vlak ben ik de ultieme procesdenker, daarom fascineren ecosystemen me zo”, pochte hij. Terwijl ze druipend van het zweet een diepe kuil groeven, werden ze getrakteerd op een college over voedselketens in natuurtuinen. “Ik wilde de kwal levend begraven, zoals ‘ie daar stond, handen in de zakken, met z’n uitgestreken smoel in dat smetteloze overhemd¨, siste Bernie op de terugweg.

Thuis overvielen sombere gevoelens Max, daarom ging hij wandelen. Bij de supermarkt op het winkelcentrum besloot hij een ijskoud blikje cola te kopen. Sinds corona was een winkelmand verplicht, maar er stonden alleen nog winkelwagens bij de ingang. Er schoot hem een zin van Nietzsche te binnen, ‘Mann muss das Leben tanzen’, en daarna een uitspraak van Michael Jackson: if there’s one thing you shouldn’t do while dancing, it’s thinking.

Van dit levensgevoel waren we door het oprukkende veiligheidsfascisme ver verwijderd, realiseerde Max zich slenterend achter de kar met het verdwaalde colablik. Voedsel halen was niet nodig, er lag nog een stapel Dr. Oetker-pizza’s in de vriezer, straks ging er een de oven in.

Etend op de bank bekeek hij het tv-verslag van Prinsjesdag op zijn laptop, vanmiddag had de regering de begroting voor het jaar 2021 gepresenteerd. Koning Willem-Alexander las een deprimerende Troonrede voor, politici schetsten apocalyptische toekomstscenario’s. “Het hebben van een betaalde baan staat nog altijd in de top drie van geluksfactoren”, onderbouwde een Kamerlid zijn plan om zoveel mogelijk mensen aan het werk te houden. Max begon hardop te lachen, zouden er mensen bestaan wier hart een sprong maakte bij de aanblik van een reeks salarisbijschrijvingen? Zelfs bij klussen op zijn opleidingsniveau was hem dit nooit overkomen. Levensvreugde putte hij uit een verse wijkkrant op de mat met zijn column erin, die schreef hij al jaren elke drie maanden, gratis.

Vervolg morgen....