Er ligt weer een nieuwe 'Dakhaas' op verschillende plekken in de stad. Dit mooie magazine, waaraan veel talentvolle jonge Utrechtse journalisten, fotografen, illustratoren en ontwerpers aan meewerken, is alweer toe aan nummer 12. 

Op de visueel immer aantrekkelijke Dakhaas-manier komen in 120 pagina's in reportages, interviews, columns en verhalen weer vele onderwerpen voorbij. Die vallen dit keer onder de noemer 'Dat mag niet'. Het gaat onder andere over: de algemene politieverordening in Utrecht, drugs, hacken, graffiti, fout parkeren, mishandeling en prostitutie.

De prijs van 'De Dakhaas' is sinds het eerste nummer in 2013 gelijk gebleven: 8 euro. Voor meer informatie over het magazine en de 23 verkooppunten in onze stad klik hier.

                   

Een van de verhalen in De Dakhaas 12 ('Stille Willem en zijn revolver') is een reconstructie van iets dat bijna honderd jaar geleden plaatsvond in de binnenstad van Utrecht. En dat mag nog stééds niet: politieagenten beschieten.

Hieronder een licht-ingekorte versie van dit artikel.
                

Reconstructie van een schietpartij te Utrecht (1926)
door Jim Terlingen

In het weekblad Utrecht in Woord en Beeld verscheen eind maart 1926 een foto van café Karel de Stoute. Het is de enige afbeelding van een bijzonder incident dat zich die maand voordeed in de binnenstad van Utrecht. Dagbladen, die massaal over de schietpartij schreven, drukten in deze tijd nauwelijks foto's af.

Een kogelgat in een ruit van café Karel de Stoute. Foto: weekblad Utrecht in Woord en Beeld (1926)

Het verhaal
Het is woensdagavond 3 maart 1926. Met 8 graden Celsius is het warmer dan gemiddeld in maart. Rond half tien op deze zachte avond loopt een politieagent zijn rondje als hij op de Mariastraat ziet dat een jonge man tekeer gaat tegen twee mensen. Hij schreeuwt dat hij wil niet dat ze naar hem kijken. De agent vermoedt dat de man aangeschoten is en sommeert hem om naar huis te gaan.

De jonge man vervolgt lopend zijn weg op de Mariastraat naar de Steenweg. Daar gaat hij linksaf, richting Lange Elisabethstraat. Net voorbij de hoek komt hij weer politieagenten tegen. Hij kijkt ze in eerste instantie niet aan en loopt door. Maar dan draait hij zich ineens om. Hij heeft een pistool in zijn hand en schiet op de dienders. De kogels missen doel. De agenten duiken weg en vuren dan met hun wapens ook schoten af. Een van de kogels gaat door de ruit van café Karel de Stoute heen. [1]

De man rent de Lange Elisabethstraat in en vlucht aldaar koffiehuis 'de Monopool' binnen. De aanwezige bezoekers en kelners stuiven naar buiten. Terwijl de man binnen is, krijgen de agenten buiten assistentie van nog twee collega’s. Een van hen neemt positie in recht tegenover het koffiehuis.

Men zal begrijpen dat zich ondertusschen honderden menschen in de Elisabethstraat hadden opeengehoopt”, schrijft de verslaggever van het Utrechts Nieuwsblad de volgende dag. 

Als de jonge man na zo'n tien minuten weer naar buiten komt en meteen een agent ziet, “schiet er weer een vuurstraal uit zijn revolver”. De agent blijft ongedeerd. “De kogel ging op hartshoogte van den politieman door een winkelruit.” [2]

De man rent direct door in de richting van het Vreeburg. De vier agenten gaan erachteraan en proberen hem neer te schieten. De man schiet terug. Een van de kogels raakt een omstander in zijn been, een 27-jarige schoenmaker uit de Lange Smeestraat. [3]

Ter hoogte van de Drieharingstraat struikelt de man en kunnen de agenten hem overmeesteren. Hij wordt onmiddellijk overgebracht naar de politiepost op het Vreeburg. Daar wordt vastgesteld dat de politiekogels de man niet hebben verwond, maar wel voor gaten in zijn broek en jas hebben gezorgd.

           
Kranten
Vrijwel alle kranten in Nederland schrijven de dag(en) erop over het incident. De meeste journalisten vermelden dat de 24-jarige koopman W. van D. ‘in kennelijken staat van dronkenschap’ was. De koppen in de kranten variëren nogal. De opvallendste zijn: ‘Een lastig heer’ (Het Vaderland) – ‘Revolvergevecht te Utrecht’ (Het Volk) en ‘Een dronken man maakt de straten onveilig’ (Telegraaf). 

Telegraaf, 4 maart 1926

Wie was de man?
W. van D. komt ter wereld in 1901 op de Varkenmarkt in de volkse Wijk C als Willem Hendrikus van Doorn. Hij wordt genoemd naar zijn vader, op dat moment een 'tapper' (kroegbaas of slijter) van 38 jaar. Zijn moeder Dien (Alberdina) is tien jaar jonger, 28 jaar. Willem is hun eerste kind. Ze zijn twee jaar ervoor getrouwd, kort nadat ze beiden hun eerste partner hadden verloren. De levensverwachting was in deze tijd in volkse wijken niet erg hoog.

Dat blijkt ook uit de volgende twee zinnen. Een twee jaar na hem geboren zusje blijkt niet levensvatbaar. En weer een jaar later overlijdt vader Willem. Denk je eens in: Dien's tweede man nu ook dood en kleutertje Willem zonder vaderVerdrietigToch zit Dien niet lang bij de pakken neer. Twee jaar later huwt ze voor de derde keer en in de jaren erna komen er kinderen. Onze Willem krijgt er halfbroertjes en halfzusjes bij.

Het gaat echter mentaal niet goed met 'Stille Willem', zoals ze hem in de buurt noemen. Op zijn 18e wordt hij opgenomen in een 'neurologisch instituut'. Hij lijdt aan 'bewustzijnstoornissen'.

Als hij 21 jaar is, overlijdt zijn stiefvader, Diens derde man. Stille Willem rijdt in deze periode soms een scheve schaats. Hij loopt daarbij twee keer tegen een veroordeling aan. Ten tijde van het schietincident woont hij op de Beverstraat, een zijstraat van de Amsterdamsestraatweg.


De rechtzaak
Op 20 april, zes weken na de schietpartij, is de rechtszaak. Willem wordt poging tot doodslag ten laste gelegd ten opzichte van de vier agenten.

De verdachte, de agenten en zes andere getuigen vertellen wat zij deze woensdagavond hebben meegemaakt. Willem zegt dat hij de revolver voor 15 gulden van een matroos heeft gekocht, tezamen met 13 patronen. Maar hij zegt zich de schietpartij niet te kunnen herinneren. Wel weet hij nog wat hij eerder op de avond heeft gedaan.

Het Openbaar Ministerie eist 'wegens de hoge ernst van het feit' vijf jaar gevangenisstraf. De verdediging, die heeft gesproken met de zenuwarts die Willem in 1919 in het instituut heeft behandeld, vraagt om een nader onderzoek naar de geestelijke gesteldheid van de Utrechter. De rechter gaat daarin mee.

Twee maanden later wordt de rechtszaak vervolgd, met daarbij als deskundige psychiater Henri van der Hoeven. [4] Het horen van alle getuigen en het verhoor van Willem wordt opnieuw gedaan om Van der Hoeven tot een goed oordeel te kunnen brengen. 

De psychiater zegt dan een vermoeden te hebben dat Willem op die woensdagavond in een 'pathologischen roes' verkeerde, mogelijk verzaakt door alcoholvergiftiging. Maar, voegt hij daaraan toe, daarvoor kan hij geen voldoende wetenschappelijke onderbouwing geven. Uit getuigenverklaringen van mensen die hem eerder op de avond zagen, was hem wel gebleken dat "de beklaagde herhaaldelijk meende iemand achter zich te zien waar niemand was, waaruit volgt dat hij abnormaal was". [5]

De term 'pathologische roes' staat voor een toestand die kan voorkomen bij iemand die verslaafd is aan alcohol, wanneer deze een kleine hoeveelheid alcohol drinkt. Verschijnselen zijn hallucineren, waanbeelden, angst en als gevolg daarvan gevaarlijke situaties voor zichzelf en zijn omgeving.

Het OM houdt ondanks de verklaring van de getuige-deskundige vast aan de eerder geformuleerde eis van vijf jaar celstraf. De verdediging vraagt de rechter, indien de verdachte toerekeningsvatbaar wordt bevonden, 'om uiterste clementie'. De datum voor de uitspraak is twee weken later.

Op 7 juli 1926 wordt Willem veroordeeld tot 1 jaar en 3 maanden gevangenisstraf wegens poging tot doodslag op vier agenten. De oproep tot clementie zal meegeteld hebben in de strafmaat. 


Slot
Op 19 juni 1951 overlijdt Stille Willem, ongetrouwd en kinderloos, in Utrecht. Hij is 50 jaar geworden.

        

Noten

[1] Velen in Utrecht zullen dit café kennen, want het heeft er nog heel lang gezeten. Karel de Stoute was gevestigd op Voor Clarenburg tegenover de Bakkerstraat. Die straat heet in 1926 'de Weg naar Rome'.

[2] Citaten uit het UN, 5-3-1926.

[3] De (Lange) Smeestraat is begin 20e eeuw een plek voor schoenmakers; er zaten er toen drie in de straat.

[4] Prof. dr. Henri van der Hoeven (1879-1956) was in Nederland een pionier op het gebied van forensische psychiatrie. Van 1918 tot 1947 was hij geneesheer in de Willem Arntsz-stichting in Utrecht. De eerste kliniek in Nederland voor de behandeling van geestelijk gestoorde delinquenten heeft zijn naam gekregen: de Van der Hoevenkliniek.

[5] Citaat uit de Maasbode, 24-6-1926.

                

Reageren? terlingenschrijft@kpnmail.nl
Zie ook: www.jimterlingen.nl