Utrechtse toe(n)standen is de rubriek van Jos Bours over de jaren zeventig, tachtig en negentig van de vorige eeuw. 

“Ik had gisteren ruzie met mijn zoon. Hij was niet naar school gegaan. Ik zeg: “Waarom was jij niet naar school?” Hij zegt: het is maar één uur, is niet zo belangrijk, mamma, ik kan het wel inhalen. Ik zeg: “Ja jongen, dat zeg jij altijd. Maar jij haalt het nooit in. Ik zeg: als jij niet studeert, dan wordt schoonmaken jouw werk. Het is óf studeren en een goede baan óf schoonmaken.”

Ik praatte toen nog met zachte stem.

Ik zeg: “Nou, wat wil jij dan doen?”

Hij zegt: mamma, jij wil mij altijd maar advies geven dit en dat! Jouw idee van je zoon is: studeren, goede baan, goede huis, vrouw en kinderen. Als ik hier zit, zie ik mijn leven net als pappa.

Ik zeg: “Wat wil jij dan? Zeg dan wat jij wil, dan kan ik helpen. Maar jij wil niets!”

Hij slaat met de vuist op tafel en hij zegt: mamma, jij moet niet altijd zeggen wat ik moet dóen!

Ik schreeuwde: “Houd je mond! Je bent niet mijn man en je bent niet mijn vader!”

Ik ging mijn jas aantrekken en naar buiten. Het regende. En ik huilde. Maar ik dacht: door de regen ziet niemand dat ik huil. Ik moet altijd huilen om mijn zoon.”

Het is 1996. Feryal vertelt wanhopig haar ervaringen met haar oudste zoon. Ze is Turkse. De andere Nederlandse, Marokkaanse en Turkse ouders knikken. Welke moeder herkent haar ervaringen niet? We zijn bij elkaar in Buurthuis Galecop op Kanaleneiland om een toneelstuk te maken over de problemen waarmee je in de opvoeding van je kinderen te maken kan krijgen.

Marlies en ik knikken met de andere ouders mee. Onze tweeling is ook in de puberteit. Als we ’s avonds de deur uitgaan naar de toneelgroep, gaat het ene opvoedingsproject naadloos over in het andere…

Derde van links: Feryal. Foto: archief

Op dat moment weten we nog niet dat Feryal met haar verhaal de titel van het toneelstuk heeft gegeven: Tranen in de regen. Er is nog helemaal geen toneelstuk op dat moment. Er zijn alleen de ouders en hun verhalen die ze gretig met elkaar delen. Op basis daarvan gaat er straks een tekst worden gemaakt die ze zelf zullen spelen.

Het was ons al eerder opgevallen dat dit een hot item was, want ons publiek reageerde altijd heftig op scènes over ouders en kinderen.

"Ik ben ook ontzettend bang voor de toe­komst van mijn kinderen. Als ik zie wat er hier in het wijk allemaal gebeurt, dat die jong van mij in me eigen huis geld steelt omdat ie anders op zijn flikker krijgt van zijn zoge­naamde vriendjes. Ze weten het verschil niet tussen mijn en dijn. Ze gebruiken drugs alsof het snoepjes zijn, ze drinken teveel, je kunt ze niet meer bereiken. En die buitenlandse ouders laten hun kinderen tot midden in de nacht buiten rondrennen. Moet je luisteren! Ik wil best met mensen van een andere cultuur samen­wonen, maar je vraagt je af: waar zijn die ouders in godsnaam mee bezig? Niet alleen de buitenlanders, maar ook de Hollandse hoor! Jullie toneelstuk zegt precies hoe het is. Ik dacht altijd dat die dingen alleen bij mij voorkwamen. Ik zat er in mijn eentje mee. En moet je nou kijken: er is nog bijna niemand na de voorstelling weggegaan. Ze lullen er allemaal over. Ze zitten allemaal met hetzelfde."

Aan de buitenkant zag het er, grof gezegd, zo uit: Nederlandse ouders klaagden erover dat de kinderen van ‘de buitenlanders’ tot midden in de nacht nog buiten over de galerijen renden en geen grenzen gesteld kregen.

“En dan zitten de Turkse en Marokkaanse moeders te kletsen en die kinderen die zie je zo van ze wegkruipen en die lopen zo de weg op. Dan zeg ik: let op je jong! Dat moest ik vroeger ook doen!”

Turkse ouders verenigden zich in eigen organisaties, de Turkse oudercomités omdat de opvoedingsmethodes uit Turkije in Nederland niet bleken te werken.

“Vroeger was het zo: vader zei hoe het moest gebeuren, klaar. Hij praatte nooit met de kinderen, hij wist niet hoe dat moest. Ik wil een vriend zijn voor mijn kinderen. Vaders moeten zich veel meer met de kinderen bezighouden dan in het kaarthuis te zitten.”

Van Diemenstraat in Lombok 1983. Foto Lies Maliepaard

En de Marokkaanse ouders hebben geen idee waar hun kinderen mee bezig zijn. In huis zijn zij de baas, maar daarbuiten is er helemaal geen sociale controle, zoals die in Marokko wél bestaat. Dat wordt aan de onderwijzers en de politie overgelaten. Ze wonen slecht met veel kinderen in kleine flats. Vaders zitten in koffiehuizen en vragen niet naar de kinderen. Die kennen geen grenzen meer en misdragen zich buiten de deur.

“Als ik mijn zoon streng aanspreek op zijn gedrag en hem klappen geef, krijg ik de politie aan de deur. En die kiest de kant van de jongeren. Wij als ouders hebben niets te zeggen.”

Hoogste tijd om die bestaande beelden eens van binnen te gaan onderzoeken de komende tijd.

Volgende week: “We hebben onze kinderen zelf verpest”

 - Er is een boek met een uitgebreide beschrijving van het hele werkproces: Tranen in de regen, hier en daar nog via internet verkrijgbaar.