Utrechtse toe(n)standen is de rubriek van Jos Bours over de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw. Dit is de laatste aflevering over de Demka. 

Instrumentmaker: “In 1966 waren we net bezig om een knuppeloven van 3 miljoen te laten proefdraaien, ik kom thuis, zegt mijn vrouw: ‘Zo. Dat had je me ook wel eens kunnen vertellen! Ik hoor net op het Journaal dat er bij DEMKA 1150 man uitgaan.” Maar ik zat in de fabriekscommissie. Ik mocht niks zeggen! Om kwart over tien zag je al die mensen over het terrein lopen, in slakkengang, de koppen naar beneden, niemand zei wat. Daar stonden we dan in Noord, een gloednieuwe hal. De directeur wou beginnen maar die moest eerst vragen: “Kunnen buiten die heimachines gestopt worden?” Want daar waren ze aan het heien… voor een nieuwe hal!”

Dat was de eerste ontslaggolf. In 1977 ging het weer mis: 650 man op straat. En in 1983 ging het licht uit voor de laatste 270 man. Voor Zuilen was de ellende niet te overzien. DEMKA bestond niet meer! De klap was enorm, vertelden de mensen ons die we voor de camera haalden.

Eindcontroleur: “Je hebt je werk verloren maar ook je sociaal contact. Dat hoort bij je, dat ken je, dat ben je gewend. Dat besef je allemaal pas achteraf. Sommige dingen vervagen, ze raken je niet meer zo. Maar er komen andere gevoelens: geen voldoening zoals je dat van je werk kon hebben. Je was wel niet belangrijk, maar je betekende iets. Je presteerde. Dat ben ik nu allemaal kwijt. De tijd heelt dus niet alle wonden. De ellende vervaagt niet. Was het maar zo! Hoe langer het duurt, hoe minder zelfvertrouwen je krijgt. Je zit klem, je bent kwetsbaarder, de kans dat je geraakt wordt, is veel groter. En dat voel je: elke minuut, elke seconde….

Zijn vrouw: “Onze zoon is nu ook heel moeilijk. Die verwijt hem gewoon: ‘Jij bent niks, pa. Wat ben je nou? Helemaal niks!’ Mijn dochter doet Atheneum. Die krijgt allemaal vriendinnetjes van goeie komaf. Het eerste wat die altijd vragen is: ‘Wat doet je vader?’ Ja, toen had je nog het idee: misschien wordt ie baas. Het klinkt erg rot, maar ik wil het gevoel vertellen: wij hadden daarmee een doel voor ogen: hij wórdt wel iets. En ineens is dat allemaal weg. Dan heb je helemaal niets meer. Je hebt helemaal geen houvast meer. Alleen een machteloos gevoel: ik kan nu nergens meer heen. Iedereen kijkt op ons neer, wij zijn maar fabrieksarbeiders. Ze kijken op ons neer en wij kunnen geen kant meer op. Dat grijpt heel diep in, héél diep.”

Haar man: “En giganten als Hoogovens controleren? Dat is een farce. Als ze willen, draaien ze iedereen een rad voor ogen. Die multinationals zijn ongrijpbaar. Ze gaan over regeringen heen, ze starten met hun kapitaal waar ze willen en wie kan ze tegenhouden? Ze laten niks achter, helemaal niks”

Dat zijn bittere woorden van een teleurgesteld man. Er spreekt moedeloosheid uit, het gevoel geen greep meer te hebben op de omstandigheden waarin je leeft en werkt. Er­gens ver weg op een verwarmd kantoor neemt iemand be­slissingen over jou en jij hebt die besluiten maar uit te voeren. Trots op je werk? Trots? Dat lijkt iets uit de tijd dat werk nog handwerk was, een ambacht: je zag iets uit je handen komen en je kon zeggen: “Kijk, dat heb ík gemaakt.”

Toen we december 1985 de videodocumentaire in het buurthuis van Zuilen in première lieten gaan, werden we totaal verrast door de enorme belangstelling. We moesten de film op die avond drie keer draaien en in de weken daarna nog een flink aantal extra presentaties verzorgen. De film heeft zelfs nog een week in ’t Hoogt gedraaid onder andere voor de voltallige Utrechtse Gemeenteraad.  Tientallen mensen benaderden ons na afloop omdat ze hún verhaal ook wilden vertellen.

We besloten naast de film ook een boek uit te brengen met dezelfde titel: Sporen van Staal. Zowel film als boek werden zeer gewaardeerd. Ik herinner me nog goed dat ik op een avond thuiskwam en dat er een dikke rol aluminiumfolie, die was gewikkeld om een speciaal gemaakte koker van staal,  was bezorgd. Ik had eerst geen idee wat dat was. “Jos, jij begrijpt wel waarom...”, stond er op een bijgeleverd briefje. Na een tijdje viel het kwartje: dit was een uiting van dank van een van de geïnterviewden, die nu werkte op een aluminiumfabriek in Vaassen. Op die manier heb ik in de keuken nog heel lang teruggedacht aan hem en dat onvergetelijke project.

Citaten komen uit het boek Sporen van Staal, Demka, het verhaal van de arbeiders door Jos Bours e.a. Uitgeverij van Himbergen, Utrecht 1987  ISBN 90-71073-02-5. Het boek is hier en daar nog antiquarisch verkrijgbaar.

Jos Bours (1946) richtte in 1977 met een groep toneelmakers het Stut Theater op, dat samen met bewoners uit Utrechtse wijken toneel maakte over wat er in de buurten leeft. In 'Utrechtse toe(n)standen' kijkt hij terug op die jaren en de ‘gewone mensen’ die hij tegenkwam. Soms verbaast hij zich over het verschil tussen toen en nu. Dan weer vraagt hij zich af of er eigenlijk wel iets is veranderd.