Wielaert - Rob H. Bekker luistert dieper dan ooit
Gepubliceerd: vrijdag 20 december 2024 20:05
Door Jeroen Wielaert - De microfoon stonk. Het was alsof het ding in een pedaalemmer vol drek was bewaard. David Thomas stond in Tivoli een minuut op het podium, maar weigerde verder te gaan met die meurende mike voor zich. Gelukkig was er een schoon exemplaar in huis.
Het was een van de anekdotes bij de presentatie van Rob Bekkers boek 'Onvoltooide muziek', afgelopen zondag in de Kunstkamer. Het is een grondig egodocument, waarin Bekker diep gaat over Lou Reed, Captain Beefheart en Thomas' Pere Ubu en als heuse U-Pop-professor ook zijn herinneringen ophaalt aan Hedda Gabler.
Hoezo Hedda Gabler? Waarom, Hedda Gabler? Ze was het personage uit het toneelstuk van Hendrik Ibsen: een destructieve, hautaine vrouw, gevangen in een ongelukkig huwelijk. Haar emoties werden bijna een eeuw later herkend door een stel Utrechtse muzikanten. Als groep namen ze haar naam aan. Hun muziek werd omschreven als rocknoir. Een van de fans van het eerste uur was zoeker, dichter en muzikant Rob Bekker.
Hedda Gabler kwam in 1985 met de elpee Scratching F.U.C.K on the Windshield. De band bestond uit drumster Trudy van Ewijk, bassist Rutger Gras, gitarist Edu Hackenitz en zanger Marcel Uffing. De zes songs waren gebaseerd op de blues, zang en teksten met een zeker zwaargewicht. Ze kregen goeie recensies, hun platen werden gedraaid door de beroemde John Peel. Het bleef obscuur.
Credo van Hedda Gabler, te lezen op de eerste bladzijde van Hoofdstuk 1: 'We zien wat wij doen niet als zwaar. Het feit dat we muziek maken is al positief. We blijven niet in doemerige ideeën hangen. Het is misschien niet vrolijk wat wij doen maar alle muziek is gebaseerd op de blues en die is triest.'
Het citaat komt uit een interview dat Bekker publiceerde in 1986, in het eerste nummer van het nieuwe uitgaansblad van Utrecht, Uitvoer. In het boek memoreert hij drie Utrechtse groepen die in die tijd 'het smoel van serieuze band konden ophouden.' Het waren Coïtus Int, The Phones en Hedda Gabler.
Uit een gedicht van Rob, opgeduikeld van September 19, 2007: 'Woordeconomie vanaf het podium. Wij worden niet raakbaar. Doodpraten of worteltocht. Live is lijden: langzaam dan duurt het langer (genoot ik met pijn in het goede, in het verkeerde keelgat). Wat bleef en raakte: ernst, grandeur, geen dweepzucht, Leg een lus achter mijn kus, Verstramming die onderweg is gemasseerd. Who's that lady in disguise in de Mauritsstraat: Hedda Gabler, grommende majesteit.'
Het is de aanloop naar nadere close explaining van de teksten van Here Comes the Zoo, Western Hillside, Baby's Got a Man, Black Streets.
Rob vraagt zich af: 'Wat is mijn fascinatie om licht te laten schijnen op leven en werken van mijn leeftijdgenoten? Kan ik de bron ontwaren?' Hij is het internet opgegaan, vindt er van alles dat uitkomt op echte muziek. 'Die is zwart, zwaar, emotioneel. Volgens sommigen ouderwets. Maar in de jaren '80 actueel.'
Noem het een robservatie, deel van een adolessentie, die kernachtig terug gaat naar de jaren zeventig, een van de hoogst herkenbare perioden uit het boek. Rob, dichter Fred Wittenberg en ik deelden die dagen als studenten Nederlands. In Café de Vriendschap lachten we wat af over eventuele poëzie. We droomden groot over komende loopbanen in de journalistiek, in de Zes Vaatjes aan de Monseigneur van de Weteringstraat, waar Fred zijn zolderkamer had. Popmuziek was ook een gedeelde passie: Yes, Genesis, Pink Floyd, de Stones, Blue Oyster Cult.
Punk diende zich aan, Johnny Rotten en de Sex Pistols voorop. Lang haar werd omhoog geplakt tot hanenkammen. Ik ging niet naar Rasa om The Ramones te zien, 11 mei 1977. Rob wel. Hij noteerde in zijn dagboek: 'Ik had gedacht wel erg uit de toon te vallen tussen punks maar niets was meer onwaar. In Nederland, althans in Utrecht, is punk nog lang geen begrip en buiten twee uitslovers die zich voor de gelegenheid kaal hadden laten scheren, zag iedereen er vrij normaal uit.'
Ik moest niets van punk hebben, vooral toen het gewelddadige vormen aannam, met steekpartijen en al. Ik bleef trouw aan de Stones, de Doors, Jonathan Richman, JJ Cale, Bob Dylan en Lynyrd Skynyrd.
Rob zeulde drukkende issues mee uit geboorteplaats Culemborg, het was worstelen met het geloof, zijn vader. Het maakte hem eenzaam en zwaar. Egoretro in derde persoon enkelvoud: 'Zwaarder en eenzamer dan hij hoefde te zijn. Voor de buitenwereld was hij een walking talk-radio, 'lachen met Bekker', Hij was scherp, dat werd ook wel bot genoemd, maar had geen 'plans' en kon er dan ook niets over 'tell'-en.' En dus won socializen het van studeren en schrijven, zingen & optreden van lezen, luisteren & begrijpen. Al had Celine hem inmiddels getroffen met Reis naar het eind van de nacht.
Zondags namen ze songs van Fred op, inmiddels leider van ZGNGeluk. Bekker kreeg een in akkoorden gestemde elektrische gitaar in handen en harkte erop los 'als een tuinman met verlangen naar vorstverlet'. Het was al met al geen wonder dat het niet verder ging met de studie, conform nog zo'n robolyse: 'laat kwam hij er achter dat die studie hem al lang had opgegeven.'
Dagboeken terug lezend later, herkent hij zichzelf niet meer: 'Een dolende ongelukkige die uit zijn familie valt, tastend naar een geliefde en verdwaald naar zichzelf.'
Het zijn onderdelen die het boek tot een treffend egodocument verheffen. Ook over zijn tournure naar de wapenen: Rob meldde zich op 9 mei 1979 bij de Jan van Schaffelaar kazerne, op 28 augustus 1980 beloofde hij trouw aan Koningin Beatrix als reserve-luitenant der tweede klasse met één ster. Daarna kwam het goed met de lerarenopleiding. Hij gaf grif toe dat punk-blaadjes voor hem het meest dichtbij punk kwamen. Droge vaststelling: 'Bekker neemt op 11 november 1986 een brave baan en die houdt hij tot en met 28 juni 2024.'
Hij ging zichzelf taalarbeider noemen, Utrecht werd voor hem voortaan Woonplaats, hij was een liefhebbende taalbaas in zijn schakelklassen en altijd taalkunstenaar en muzikant in ZatIkMaarInHoogCatharijne (ZIMIHC), naar eigen schrijven 40 jaar de meest onbekende band van Nederland. Het boek is opgedragen aan de bloedbroeders Appie Alferink (gitaar), Frans-Willem Korsten (percussie) en Roland Kip (bas).
Ze zetten poëzie om in muziek, treden veelvuldig op met poëtische muziekacts. Daar horen ook vertalingen bij van de songs van Lou Reed. En de spastische bewegingen die Rob maakt naar zijn grote voorbeeld: David Thomas, in 1953 geboren in Cleveland, Ohio. Thomas begon in 1974 met Rockets from the Tombs, onder de naam Crocus Behemoth.
Rob Bekker: 'David Thomas loopt al 45 jaar mee in de soundtrack van mijn leven.' Het eerste wat hij hoorde waren de elpees Dub Housing en The Modern Dance. 'De muziek van die albums schildert de donkere atmosfeer van Cleveland, en die in mijn hoofd ten tijde van aanschaf.'
Nu gaan we Utrecht uit, hoewel David Thomas er kwam spelen. Rob zag hem voor het eerst in Tivoli, eind 1981, of begin 1982. De Amerikaan trad destijds op als soloartiest. Zelf zag ik hem in de Melkweg – bizarre contra-rock, opgevoerd door een gezette zanger, woest bewegend. Het was geen punk, of new wave, maar pure Pere Ubu.
Andermaal begint Rob hier aan nauwgezette ontledingen van de muziek en de tekst, de recensies voorbij. Zo ook over Arabian Nights: behandelt de kunst van het lopen en daarbij kijken naar wat er op de grond bij je voeten gebeurt.
Schoenen zijn belangrijk voor Thomas en ook voor Bekker. Politiek is niet het onderwerp van de Amerikaan. Hij beleeft het leven en de muziek als reis, het is zijn handelsmerk en handelswaar, met teksten vol vreemde werelden, zeebodems en botsende planeten, waarbij de lezers ook meer te weten komen over de chaos aan boord van Sloop John B.
Er komt nog veel moois over Lou Reed, Captain Beefheart en Guided by Voices. Muziek die je zonder te luisteren leest en zonder te kijken dieper ziet, pagina na pagina anders dan een standaard popboek. Daarom moet dit een onvoltooide recensie blijven. Er is meer, meer, allemaal muziek waar je onderdeel van bent.
'Onvoltooide Muziek' van Rob H. Bekkers is te koop bij platenzaak Plato, de boekwinkels en uitgeverij In de Knipscheer