Het Songfestival is een wedstrijd tussen liedjes en niet tussen artiesten, zoals de meeste mensen denken. In een ver verleden schreef ik de tekst van een liedje waarmee Ruth Jacott in Ierland probeerde het Europees Songfestival te winnen; nadat ze met hetzelfde liedje eerder al het Nederlands songfestival op haar sloffen gewonnen had.

Omdat het in de eerste plaats om het liedje gaat en pas in de tweede plaats om de uitvoerende artiest, gaat de geldprijs bij een overwinning naar de schrijvers van het liedje en niet naar die artiest. De schrijvers van het liedje VREDE mochten met zijn drieën, na in Nederland gewonnen te hebben, tienduizend Hollandse guldens verdelen. Tenminste, dat dachten ze.

Helaas bleek het de gewoonte te zijn het prijzenbedrag te doneren aan de organisatie die, in de stad waar het Europees Songfestival wordt georganiseerd, daar een feestje van betaalt. Gedeeltelijk, want het zijn geen gezellige bijeenkomsten waar eenvoudige huiswijn geschonken wordt.

Op die feestjes en recepties mogen alleende vertegenwoordigers van andere deelnemende landen komen. Omdat
de deelnemende landen allemaal zo’n soort feestje geven, zijn er elke dag wel een stuk of vijf. Die worden nauwelijks bezocht door de zingende deelnemers. Vijf keer per dag een forse hoeveelheid champagne nuttigen bevordert de kwaliteit van
de zang namelijk niet.

Songfestivalartiesten vermijden die feestjes om de stem te sparen, zoals voetballers om de benen te sparen net voor een belangrijke wedstrijd niet aan seks doen. De schrijvers van de liedjes, de ontwerpers van de kleding, de muziekarrangeur,
de vertegenwoordigers van platenmaatschappijen en muziekuitgeverijen, de dirigent van het orkest plus de muzikanten, de afgevaardigden van de Nationale Omroepen, de landelijke presentatoren, de zangcoach en alle andere belangrijke mensen die om de artiesten heen darren, gaan soms wel feesten.

Zijn dat er veel? Nou ja, met de Nederlandse afvaardiging naar het Europees Songfestival in 1993 kon je met gemak een Fokker Friendship vullen. Er waren tientallen, die volop tijd hadden zich in het feestgedruis te storten. Dat was bij alle landen zo. De Nederlandse afvaardiging bestond, anders dan bijvoorbeeld de Noorse, uit zeer bescheiden feestneuzen.

Zelf ben ik niet naar zo’n receptie geweest; zelfs niet naar het feest, waarvoor ik de drank en de zoute haring zelf gedeeltelijk betaalde. Niet alleen omdat ik in Ierland een paar dagen onafgebroken de hik had, waardoor ik me beroerd voelde en weinig binnen hield, maar ook omdat ik sowieso niet van dit soort feestjes hou. De enige receptie die bijzonder druk bezocht werd - hoorde ik later - was die van Engeland. Dat kwam door het gerucht dat Sting een paar liedjes zou zingen. Sting kwam niet.

Nadat Ruth in de generale repetitie zichzelf overtrof, stegen haar kansen bij de bookmakers. Een derde plaats zou er zomaar voor haar in kunnen zitten. Ze werd uiteindelijk zesde.

In het vliegtuig naar huis had iedereen een verklaring waarom Ruth niet gewonnen had. Daar werden verschillende redenen voor geopperd: de dirigent had het orkest niet goed in de hand, waardoor  dat, toen puntje bij paaltje kwam, vrij ongeïnspireerd speelde. De belangrijkste rookmachine haperde. De achtergrondzangers waren slecht hoorbaar. Ruth had op een belangrijk moment niet kaarsrecht in de camera gekeken. De jurk was bij nader inzien net niet sexy genoeg. De jury was omgekocht en had een verwerpelijke weerzin tegen de kleur van Ruth’s huid. De Ierse regisseur had bewust het optreden van Ruth slecht in beeld gebracht.Om te voorkomen dat ze de Ierse deelnemer, die het Songfestival inderdaad won, zou passeren.

Tussen twee keer hikken door deed ik mijn duit in het zakje door te zeggen: “Het kan natuurlijk ook gewoon zo zijn dat er vijf liedjes net iets beter waren dan dat van Ruth.” Ik ervoer muzikale trots toen ik door iedereen hardop werd uitgelachen. Sinds Anouk vorig jaar niet fluitend alle te verdelen punten kreeg toebedeeld en Ilse & Waylon dit jaar ook al niet wonnen, begrijp ik pas dat mijn analyse van het verlies van Ruth 21 jaar geleden inderdaad nergens op sloeg.

Henk Westbroek

(Dit is een column uit De Oud-Utrechter van 27 mei 2014)