Kees van Oosten - De gemeenteraad heeft op 14 september 2017, zonder enige inspraak, artikel 5 geschrapt uit de ‘Vrijstellingsverordening inrichtingen milieubeheer, gemeente Utrecht’.

artikel 5 dat nu geschrapt is.

De aanleiding zou de klacht zijn van een paar omwonenden over het carillon van de Dom dat ook in de nacht elk uur van zich laat horen. Door artikel 5 te schrappen heeft het geen zin meer om bij de gemeente te klagen over het nachtelijk onversterkte geklingel van het carillon, want de gemeente heeft dan niet meer de bevoegdheid om daar tegen te handhaven. Ook een manier om met klachten van burgers om te gaan.

De landelijke Wet milieubeheer (het Activiteitenbesluit) stelt grenzen aan de herrie die gemaakt mag worden binnen inrichtingen (bedrijven, horeca, gebouwen waar muziek beoefend wordt), maar die grenzen worden alleen gesteld aan versterkte muziek. Ook onversterkte muziek kan veel overlast veroorzaken (drummen, trommels, trompetten, klarinetten, fanfare, maar ook zang). Daarom hebben de meeste steden een aanvullende eigen verordening waarin staat dat de normen die volgens de Wet milieubeheer gelden voor versterkte muziek ook gelden voor onversterkte muziek. In Utrecht dus artikel 5 van genoemde Vrijstellingsverordening.

Aanleiding voor het schrappen van artikel 5 kan niet zijn dat de omwonenden klaagden over het nachtelijke muziekspel van het carillon, maar wél dat zij ontdekten dat het nachtelijk geklingel in strijd was met de verordening en dus illegaal was. Om aan dat illegale een eind te maken besloot de gemeenteraad om het verbod dan maar op te heffen. Was niet nodig geweest, want lid 2 van het artikel biedt het college de mogelijkheid ontheffing te verlenen speciaal voor het carillon.

De toelichting bij het wijzigingsbesluit is weinig consistent. Er zou nauwelijks worden geklaagd over overlast door onversterkte muziek (logisch, want er was weinig overlast dankzij het verbod van artikel 5) en de afdeling VTH heeft toch al te veel werk; schrappen van artikel 5 zou werk besparen (veel werk was het kennelijk niet, want er zou volgens de toelichting weinig worden geklaagd). Kortom, argumenten die er met de haren bij worden gesleept en tegenstrijdig zijn.

Het probleem van het schrappen van dat artikel 5 is, daar wees Eva van Esch van de Partij voor de Dieren, terecht op, dat het college nu in het algemeen niet meer kan handhaven tegen geluidsoverlast door onversterkte muziek in horeca voorzieningen, accommodaties die gebruikt worden om muziek te maken, muziekscholen en de muziekafdeling van het HKU. Gegeven het feit dat het college alleen maar wilde dat het carillon in de nacht kan blijven spelen zonder in strijd te zijn met de verordening was het genoeg geweest voor het carillon een ontheffing te geven als bedoeld in lid 2.

Dat de gemeente door het schrappen van artikel 5 nu ook niet meer kan handhaven tegen geluidsoverlast door muziekscholen en het HKU werd door wethouder Lot van Hooijdonk afgedaan met het argument dat er van overlast geen sprake is zolang de ramen tijdens de muziekbeoefening maar gesloten blijven. Een dom argument, want de verplichting om de ramen gesloten te houden en de mogelijkheid om te handhaven tegen muziek maken met geopende ramen is juist gebaseerd op artikel 5 en dat is dus nu geschrapt.

Toen de discussie in de raadscommissie stad & ruimte van 30 augustus een beetje juridisch begon te worden moest Van Hooijdonk een beroep doen op ambtelijk ondersteuner Matser. Volgens Matser verandert er door het schrappen van artikel niets aan de huidige praktijk: als er meldingen zijn van overlast zou VTH er gewoon achteraan gaan en samen met partijen een eind maken aan de overlast. Onzin, want als de gemeente de bevoegdheid niet heeft om werk van een melding van overlast te maken krijgt de klager/melder een briefje dat de gemeente helaas de bevoegdheid niet heeft om er werk van te maken. En dat is zeker het geval met een VTH die toch al te veel werk beweert te hebben.

Over de geluidsoverlast door het HKU op de Mariaplaats werd sinds 1991 geklaagd. De gemeente heeft daar ruim 25 jaar niets aan gedaan, ook al had de gemeente de bevoegdheid om er wél wat aan te doen. Pas toen de rechtbank de gemeente in oktober 2016 opdroeg om te handhaven werd het HKU opgedragen de ramen gesloten te houden, zonder echter een dwangsom op te leggen. Om de gemeente zover te krijgen dat er wél een dwangsom werd opgelegd was een hoger beroep bij de Raad van State nodig, die op 6 september 2017 uitspraak deed.

Het gevolg van het schrappen van artikel 5 is dat de HKU, net als alle muziekscholen en horeca voorzieningen weer onversterkte geluidsoverlast kan bezorgen zonder de ramen gesloten te houden, want de dwangsommaatregel is op het artikel gebaseerd wat door de gemeenteraad geschrapt is. De vraag is of het schrappen van artikel 5 niet veel meer te maken heeft met de uitspraak van de Raad van State die de gemeente de verplichting oplegde te handhaven tegen de HKU. Het feit dat de gemeente 25 jaar lang weigerde daar tegen op te treden maakt het aannemelijk dat de gemeente artikel 5 vooral geschrapt heeft om onder de verplichting uit te komen tegen de HKU te handhaven en niets met het carillon te maken heeft waarvoor het college eenvoudig een ontheffing had kunnen verlenen.

Omwonenden van de HKU zullen dus nu naar de civiele rechter moeten stappen en dus aanzienlijke kosten moeten maken omdat de gemeente het niet langer als haar taak ziet burgers tegen geluidsoverlast door onversterkte muziek te beschermen.

Wie de beraadslagingen beluistert van de raadscommissie van 30 augustus zal het opvallen dat de raadsleden die wél pronken met hun historische kennis over de Dom en opgeven over hun geloof in deregulering, van het onderwerp zelf totaal niet op de hoogte zijn, de tekst van het te schrappen artikel niet eens kennen (niet eens weten dat het college een ontheffing voor het carillon kon geven) en hoe makkelijk ze zich maar wat wijs laten maken door de wethouder die zich op haar beurt maar wat laat wijsmaken door de ambtelijke ondersteuning. Goed om te onthouden voor de verkiezingen.