Raymond Taams - Omdat ik de laatste maanden veel met tijd en ruimte bezig ben, besloot ik de vaak gehoorde verzuchting ‘Waar blijft de tijd?’ nader te onderzoeken. Het idee kwam in mijn hoofd toen ik deze tropische maandagmiddag op het muurtje naast een verlaten speeltuin aan de Mulderstraat wachtte op het oudste kind.

Luisterend naar de kletterende fontein van het pierebadje, tuurde ik naar het einde van de lange, al even uitgestorven Mulderstraat, die uitkomt op de drukke Nachtegaalstraat. Tien jaar geleden woonden vrienden op deze hoek, ’s zomers zaten we vaak op het terras tegenover hun huis. Tussen mijzelf op dat terras en de plek waar ik nu zat, lag op dit ogenblik –behalve een decennium– ongeveer vijftig meter.

‘Waar blijft de tijd?’, verzuchtte ik. In de tussenliggende periode maakte ik veel mee, maar eigenlijk ook niet, wanneer je het vergeleek met de ontzagwekkende hoeveelheid dingen die tegelijkertijd in miljarden andere mensenlevens plaatsvonden.

Waarschijnlijk is mijn brein ongeschikt om de vraag 'Waar blijft de tijd?' te beantwoorden. Nederlandse taal is het enige systeem van symboolcommunicatie dat het bovengemiddeld goed beheerst. Theoretisch bestaat de mogelijkheid dat uitgerekend het Nederlands de sleutel vormt tot belangrijke wereldgeheimen, daarom voel ik mij verplicht een poging te wagen.

Laat ik beginnen met het woord ‘waar’, dat duidelijk een plek in het universum aanwijst. Dan komt ‘blijft’, een stilstaande toestand. Door de vraag ‘Waar blijft de tijd?’ veronderstelt men dat die op dat moment ergens opgehouden wordt, zoals een geërgerde automobilist in de file. Ik geloof niet dat tijd ooit in de file staat, daarvoor draait de wereld te gesmeerd. Of we nu mishandeld worden of prettig in de zon zitten, alles gebeurt in één vloeiende beweging. Vandaar dat je alleen ‘Waar blijft de tijd?’ denkt als je zelf stilzit. Bijvoorbeeld in een tropisch warme Mulderstraat.