Raymond Taams - Onder een volgens sommigen duivels gesternte wandel ik naar het lijsttrekkersdebat voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2022. In de hal van TivoliVredenburg kruisen Utrechtse politici op deze maandagavond in maart de degens. Het is zacht buiten, en toch stil. Jodiumpillen kauwend zit de brave burger voor de televisie, kijkend naar een of andere kut-talkshow op de NPO. De Russen komen, of nee, ze komen niet eens zelf, ze gooien gewoon direct een atoombom op onze hoofden.

Onderweg zie ik dat de Rabo-toren aan de Croeselaan is veranderd in een kermisattractie. Een slang van knipperend, geel-blauw licht danst om de dakrand. Veel te lang geleden dat ik op de kermis was, denk ik bij mezelf, maar daar gaat het nu niet om. We moeten bang zijn voor een oorlog, zoals we de afgelopen twee jaar binnen moesten blijven voor een virus. Daarom ben ik al zo lang niet op de kermis geweest. 

Doemdenkers komen me mijn neus uit. Opmerkelijk, omdat ik zelf graag de onheilsprofeet uithang in columns. Dat is echter omdat ik niet beter kan, ik ben een eenvoudige proleet die in een normaal land aspergesteker was in plaats van columnschrijver. Niet dat er iets mis is met asperges oogsten, echter door de krankzinnig hoge aardgas-opbrengsten kregen zelfs boerenpummels zoals ik de afgelopen halve eeuw de kans om te studeren. Goed dat dit stopt.

Ik moest de voorlaatste zin van de vorige alinea ook twee keer lezen nadat ik hem schreef, toch slaat hij de spijker op zijn kop. Als journalist en schrijver breekt voor mij het moment van de waarheid aan. Breng ik mijn lezers nuchtere, gedegen verslaggeving in een tijd van paniekzaaierij en emoporno, of huil ik mee met de wolven in het bos? Ik wilde beginnen met een degelijk verhaal over het lijsttrekkersdebat, maar de zaal bleek vol.