Armand Leenaers - Laatst verscheen een interview met de Utrechtse onderzoeker Sharon Unsworth over tweetaligheid (klikhier). Aan de orde kwam ook de kwetsbare positie van de minderheidstaal in een gezin. Iets dat veel voorkomt bij migranten. Niet vermeld werd dat er een goede remedie voor is namelijk aanvullend taalonderwijs. In Utrecht werkten bij bedrijven als DEMKA, Nedal en Werkspoor veel buitenlandse arbeiders en voor hen en hun gezinnen werden dergelijke schooltjes opgericht.

Wij (Peruaanse moeder, Nederlandse vader) hanteerden de één-ouder-één-taal-strategie: elk spreekt zijn moedertaal. Onze zoon las en schreef daardoor eerder Spaanse woordjes dan Nederlandse. Eenmaal op de basisschool leerde hij het Nederlands net zo snel als zijn klasgenoten. Daarnaast ging hij elke zaterdagochtend naar een schooltje aan het Koekoeksplein in de Vogelenbuurt waar kinderen van Spaanse, en later ook Latijns-Amerikaanse migranten, gesubsidieerd onderwijs in hun moedertaal kregen. Dat werkte heel goed. Op vakantie in Peru was hij als een vis in het water. 

De door Frits Bolkestein, zijn tovenaarsleerling Geert Wilders en Pim Fortuyn aangewakkerde hetze tegen vreemdelingen leidde in 2004 tot het afschaffen van deze bescheiden subsidiestroom. Verantwoordelijk minister was Rita Verdonk, later de oprichter van Trots op Nederland. Dit besluit is nooit teruggedraaid. Ik kan niet anders concluderen dan dat meertaligheid om politieke redenen wordt tegengewerkt. Ondertussen verkwanselen we de Nederlandse taal en cultuur aan de overal om zich heen grijpende 'Engelse ziekte'. 

Nederland is al eeuwen een heterogeen land waar vele talen en dialecten gesproken worden. Utrecht is door de vele Grieken, Italianen, Joegoslaven, Marokkanen, Spanjaarden en Turken die vanaf 1960 hun geluk kwamen beproeven, zo'n gevarieerde stad geworden. 

De vaak vergeten geschiedenis van de gastarbeiders in Utrecht is terug te vinden op deze onlangs gelanceerde website https://50jaargastarbeidersutrecht.nl/.