Louis Engelman - Ik schrok er een beetje van afgelopen woensdagavond. Van de heftige woede en de wanhoop van binnenstadsbewoners, die ’s nachts geen oog dicht doen – of pas na vijf uur – als gevolg van het Utrechtse uitgaansleven.

Zij spraken zich uit tijdens de bijeenkomst ‘Leven in de Binnenstad 2040’ op het Stadskantoor. Met veel emotie gaven zij hun mening over de ontwikkelingen in de komende twintig jaar en over de gemeentelijke ambitie voor dit deel van de stad, inclusief het Stationsgebied. Het gaat daarbij over de huidige en toekomstige winkelvoorziening, culturele activiteiten, horeca, groenvoorziening, mobiliteit, enz. En over wonen.

Volgens de laatste cijfers heeft de Binnenstad momenteel een inwoneraantal van circa 19.000 mensen. Maar tot 2040 zal er meer dan een verdubbeling plaats vinden naar ruim 31.000. Voornamelijk komt dit door de voorgenomen nieuwbouw in het Beurskwartier van het Stationsgebied. 

Ook die nieuwe bewoners hopen er ongetwijfeld op in een prettig woonklimaat te zullen belanden. Maar afgaande op de verhalen van afgelopen woensdag lijkt me dat niet vanzelfsprekend. Want ook in het Beurskwartier - waar overigens ‘Healthy Urban Living’ topprioriteit moet krijgen - is een ‘bruisend leven’ gedacht. In de vorm van horeca, hotels, bioscoop- en theatervoorzieningen.

Gaat dan hetzelfde gebeuren als voor die mevrouw die een – indertijd rustig – appartement betrok boven Hoog Catharijne? Zij was er toen heel blij mee. Totdat vlak naast haar het nieuwe TivoliVredenburg werd opgetrokken. Het succes van deze muziektempel is voor haar letterlijk een nachtmerrie geworden. ‘Ik doe ’s nachts eigenlijk geen oog meer dicht’, vertelde ze.

Dat komt voornamelijk door het lawaai na afloop van de concerten. Het veelal (vaak jonge) publiek weet waarschijnlijk niet eens dat er ook mensen in de buurt proberen te slapen,. Ze schreeuwen elkaar toe in de smalle straten of vertonen dronkenmansgedrag. Tot diep in de nacht. ‘Ik ben helemaal niet tegen TivoliVredenburg’, verzuchtte de vrouw, ‘maar ik zou zo graag weer eens willen slapen!’

Een soortgelijke ervaring heeft een bewoonster van het gebied rondom de Loeff Berchmakerstraat, waar de bezoekers van een specifiek café tot de hele buurt tot zeer laat in de nachtrust stoort. Meldingen bij politie en gemeente leverde haar tot nu toe niets op. Maar ze vindt het onbegrijpelijk dat er een vergunning wordt verleend die deze overlast mogelijk maakt.

Al eerder klaagden binnenstadsbewoners over de herrie in de Nobelstraat, waar er door de concentratie van cafés ’s nachts niet alleen veel geluidshinder is maar ook opzichtige openbare dronkenschap die soms tot nare taferelen leidt.

In al die gevallen wenden de inwoners zich tot het gemeentebestuur met de vraag of dat niet anders kan. Meestal tevergeefs, zo blijkt. En dat verbaast mij dan weer. Want hoe leuk ik het ook vind om in een café een biertje te gaan drinken, toch gaat het er bij mij niet in het ‘gewoon’ te noemen wanneer dit tot diep in de nacht overlast geeft.

Uit de bijeenkomst van afgelopen woensdag rees het beeld van een gemeente die zich totaal niet realiseerde dat er in de binnenstad ook normaal gewoond wordt. Zo van: ‘Oeps, er zitten daar ook echte mensen.’
Natuurlijk is dit van mijn kant een overdreven voorstelling van zaken. Maar ik kon goed meevoelen met de man die vertelde heerlijk rustig op de Nieuwegracht te wonen, maar die daar meteen op liet volgen: ‘Als ze in ons gebied de horeca ook zo gaan uitbreiden, dan ben ik onmiddellijk vertrokken.’