Louis Engelman – Ik ben een groot voorstander van de samenwerking tussen de 27 Europese landen in de EU. In plaats van elkaar te bestrijden, wat voorheen zelfs tot oorlog leidde, biedt het samen optrekken mijns inziens de beste garantie voor vrede en welvaart.

Maar... soms kan het ook wringen. Zoals de regelgeving vanuit Brussel over de standplaatsen voor kraamverkopers. En de vergelijkbare Haagse registratievoorschriften voor kringloopwinkels.

Vishandel Huijgen staat 5 jaar in Oog in Al.

In Utrecht vrezen veel verkopers van bloemen, kaas, vis, ijs en andere producten hun vaste plekje in de stad kwijt te raken. Na jaar in jaar uit hard te hebben gewerkt aan de opbouw van een vaste klantenkring, mogen ze straks gaan mee loten voor hun eigen standplaats. Met het grote risico die kwijt te raken, want ondernemers uit heel Europa zijn gerechtigd aan de loting deel te nemen.

Dat voelt ongemakkelijk en onrechtvaardig. Ik heb wel begrip voor het principe dat elke ondernemer in EU gelijke kansen moet kunnen hebben. Maar is het eerlijk om alle lokaal opgebouwde goodwill –  heel veel klanten vinden het juist fijn bij ‘hun’ vaste kraam inkopen te doen – met één armbeweging van tafel te vegen?
Ik vind van niet. Het lijkt er eerder op dat de regelgevers in Brussel vanuit het grote principe de ‘kleine ondernemer’ uit het oog heeft verloren.

Ongeveer hetzelfde lijkt zich nu voor te doen bij de kringloopwinkels. Daar dwingt een nieuwe wet vanuit Den Haag de medewerkers om bij ieder artikel dat wordt binnengebracht naam en adres te noteren van degene die het heeft ingeleverd. Dit nieuwe register is bedacht om heling en witwassen tegen te gaan. Maar bij de Kringloopwinkels wordt voor de ingebrachte spullen nooit betaald. Dus van witwassen is geen sprake.

Ook hier is kennelijk geprobeerd in de strijd tegen criminaliteit een allesomvattende wet op te tuigen, waarbij de kringloopwinkels met hun speciale (en sociale) positie werden vergeten.

Beide voorbeelden vragen om een heroverweging. Uit berichtgeving in de media lees ik dat de Utrechtse boa’s tegen de kringloopwinkels voorlopig niet handhavend zullen optreden. Dat is een begin, maar biedt geen uitkomst voor de langere termijn.

Eerder denk ik dat het Utrechtse gemeentebestuur naar wegen moet zoeken om deze (kleine) ondernemingen extra bescherming te bieden. Ik ben geen fan van de Ruttiaanse geitenpaadjes, maar in dit geval zou ik gemeenteraad en college toch willen toeroepen: ‘verzin een list!’

De kaashandel van Verweij staat al 17 jaar in Oog in Al.