Louis Engelman – Een paar weken geleden sprak ik een 27-jarige Utrechter die werkzaam is in de horeca. Enthousiast vertelde hij eindelijk woonruimte te hebben gevonden om met zijn nog studerende vriendin te gaan samenwonen. In een schattig piepklein huisje (42 m2), midden in de stad. Hij kon niet wachten.

Ik schrok echter wel toen hij me de maandelijkse huurprijs onthulde: 1200 euro exclusief gas en licht. Daarbij moet ik even heel bezorgd hebben gekeken, want hij reageerde met: ‘Ja, een beetje veel is dat wel. Maar wat moeten we anders?’

Het tekent de woningnood, zowel in de huur- als de koopsector in Utrecht, met name onder jongeren. Dat werd vorige week nog eens bewezen op Funda. Een makelaar schudde opgewekt de volgende tekst uit z’n mouw: ‘Starters en studenten opgelet… wonen in een te gekke studio (25m2) op de begane grond op een gave plek in de wijk Nieuw Engeland.’

Het bleek te gaan om een ruimte in een straat met rijtjeshuizen in de wijk Nieuw Engeland. Te verkrijgen voor de koopprijs van 159.000 euro, kosten koper. Daar bovenop moest nog wel elke maand 125 euro aan servicekosten worden betaald. Tot mijn verbazing was de studio al ‘verkocht onder voorbehoud’.

Met name in de grote steden in de Randstad is de vraag naar betaalbare woonruimte enorm groot. Zo werd op de site van Vastgoedmarkt vorige week een situatie in Den Haag beschreven. Daar ging een appartement van 86 m2 in de verkoop voor 175.000 euro. ‘De telefoon staat roodgloeiend en de mail ontploft’, vertelde de makelaar. Binnen drie dagen tijd had hij al 110 bezichtigingen gepland en stonden er nog 48 kandidaten in reserve. Het zijn toestanden die ook in Utrecht voorkomen.

En voorlopig komt er aan die situatie nog geen einde. De NVM maakte recentelijk bekend dat de krapte op de woningmarkt nog steeds toeneemt. In het vierde kwartaal van 2019 kon de gemiddelde koper uit 2,8 woningen kiezen, terwijl dat een jaar eerder er nog 3,6 waren. De laagste score sinds 2000.

De starters en alleenverdieners hebben hieronder het meest te lijden. Zij kunnen bij de bank onvoldoende lenen om in de biedingen mee te doen. De Hypotheker becijferde dat er voor hen in Nederland gemiddeld maar 6 procent van alle woningen beschikbaar is. En volgens de actualiteitenrubriek EenVandaag zou dit in Utrecht slechts 1 procent zijn.
Eén van de redenen hiervoor is dat veel huizen door beleggers worden opgekocht om vervolgens duur te worden verhuurd, onder meer aan expats. Waarmee ze de huizen wegkapen voor de neus van de starters.

De onderzoeksite ‘Follow The Money’ constateerde bovendien dat in de regio Utrecht jongeren die in aanmerking willen komen van een huurwoning via een woningbouwvereniging concurreren met 65-plussers. En dat verliezen ze bijna altijd.
FTM: ‘Van de actief zoekenden in deze regio is zo’n 63 procent tussen de 18 en 35 jaar. Daarvan vond in 2018 maar 16,1 procent een corporatiewoning. Terwijl van de 65-plussers, die slechts 7 procent van alle zoekenden uitmaken, maar liefst 28 procent slaagde.’

De lokale politiek zoekt naarstig naar oplossingen voor deze problemen. Zo heeft het Utrechtse stadsbestuur er in zijn coalitieakkoord en woonvisie met name voor gekozen het aantal sociale en midden-huurwoningen fors uit te breiden. Dat moet gebeuren via een langdurige versnelde en hoge bouwproductie. Daarbij zijn er met de corporaties ‘prestatieafspraken’ gemaakt om deze betaalbare huurwoningen te realiseren.

Utrecht wil dat alles wel doen binnen haar eigen stadsgrenzen. Daarom zal er in Leidsche Rijn nog stevig worden bijgebouwd, krijgt de nieuwe wijk Merwede zo’n tienduizend appartementen en worden het Jaarbeurskwartier en de Cartesiusdriehoek eveneens compacte bouwlocaties.

In deze plannen wil het college ook de projectontwikkelaars en grote beleggers betrekken. Samen zouden zij moeten streven naar de bouw van betaalbare (huur)woningen. Op dat vlak werd vorige week een succes geboekt. Naast de corporaties ondertekenden tien bouwbedrijven de afspraak om in ‘Merwede’ minstens 30 procent sociale huurwoningen te realiseren en 25 procent in het middensegment. De rest is voor de vrije sector.

De vraag rijst echter of dit soort overeenkomsten voldoende zijn om de nood te lenigen en of de ondertekenaars zich er op de lange duur aan zullen houden. Eerder had de stad dergelijke afspraken gemaakt bij de bouw van Zijdebalen. Recentelijk moest wethouder Diepeveen echter erkennen dat daar geen 30 procent woningen in de betaalbare sfeer was opgeleverd, maar waarschijnlijk slechts 18 procent.

Het zijn onder meer deze ervaringen die de gemeenteraadsfracties van SP, GroenLinks en PvdA uit Utrecht, Amsterdam, Rotterdam en Den Haag ertoe aanzetten een manifest op te stellen. Zij concludeerden daarin dat de volkshuisvesting in de afgelopen decennia te veel is overgelaten aan de vrije markt. Met als gevolg dat een goed huis in deze steden haast onbereikbaar is geworden voor mensen die géén dikke portemonnee hebben.

De rol van de kleine beleggers willen ze aan banden leggen door een ‘woonplicht’ in te voeren. Die moet ervoor zorgen dat deze kapitaalkrachtige huisjesmelkers niet alle huizen voor de neus van de woningzoekenden opkopen om deze vervolgens duur te verhuren. De koop mag pas plaats vinden als ze er ook zelf minimaal een aantal jaren in gaan wonen. Het Utrechtse stadsbestuur lijkt hier niet afwijzend tegenover te staan. Wethouder Van Hooijdonk zei enkele dagen terug dat het college hierover met een brief aan de raad zal komen.

Ik ben ervan overtuigd dat zo’n reglement jongeren kan helpen in hun zoektocht naar betaalbare woonruimte. Hoewel er aan zo’n regel ook wel nadelen kleven, want wie gaat dat controleren?
Maar toch blijft er één gedachte knagen. Is het allemaal genoeg? Coalitieakkoord, woonvisie, stadsakkoorden met ondernemers, zullen ze voldoende zijn om de toekomstige generatie wel goed op te vangen? Het motto van het huidige college is ‘Ruimte voor iedereen’. Maar komt de stad daar wel mee uit als Utrecht in 2040 honderdduizend inwoners meer zal tellen? Nergens zie ik mijn zorg op dat punt overtuigend weggenomen.