Louis Engelman - Toen ik vanmorgen op de site van het AD/UN de oproep las voor de nieuwe rubriek ‘Utrecht helpt’ werd ik spontaan een beetje misselijk. How low can you go?

In het stukje roept de redactie de lezer op zichzelf of anderen die wel enige financiële hulp kunnen gebruiken zich aan te melden. Gulle lezers kunnen dan doneren om die persoon te helpen. De redactie bemiddelt daarin.

Als voorbeelden vermeldt de oproep ‘iemand die een laptop nodig heeft om een studie te doen’, of ‘een winterjas maar daar niet voldoende geld voor heeft’. 

De nieuwe rubriek verbindt wel een voorwaarde aan de deelname. Want in de oproep staat ook: ‘De uiteindelijke helper staat een week later in de krant en op onze site, met de reden waarom hij of zij juist deze wens wilde vervullen. Zowel de vrager als de gever wordt geïnterviewd en op de foto gezet.’

De krant onthult daarmee onverbloemd de achtergrond van dit initiatief. Want het is duidelijk dat het er niet om gaat arme mensen te helpen, maar om smeuïge stukjes te kunnen schrijven.

Artikelen waarin Utrechters die het financieel niet breed hebben schaamteloos voor schut worden gezet en waarin zogenaamde gulle gevers de gelegenheid krijgen zich als weldoener ongegeneerd op de borst te kunnen kloppen. Emotie-journalistiek in optima forma.

Ik kijk er met afschuw naar, maar ook met verbazing. Want het lijkt mij niet dat dit initiatief een soloactie is van één medewerker. Daar zal op de redactie toch wel gezamenlijk overleg over zijn gepleegd?

Is er dan niemand geweest die heeft geroepen: ‘Maar jongens/meisjes, dat kan toch niet. We weten toch dat mensen die om welke reden dan ook in financiële problemen zijn gekomen zich daar vaak erg voor schamen? Moeten wij dat dan breed gaan uitmeten onder het mom van hulp?’

Kennelijk zijn die tegenwerpingen niet gemaakt, of in de wens om te scoren gesmoord. Hoe dan ook onbegrijpelijk. Daarom doe ik zelf ook een oproep: ‘Utrechters trap niet in dit respectloze initiatief. Laat zien dat er een ondergrens is. Doneer in stilte aan mensen die het nodig hebben en verbind je niet aan deze vorm van schaamteloze journalistiek’.