Frans de Jonge -  Al meer dan een half jaar geleden las ik dat Utrecht geen algeheel vuurwerkverbod kreeg. Ik ben gek op tradities, dus ook het vuurwerk roept bij mij mooie gedachten op. Eigenlijk zijn het meer verre herinneringen.

Als kind mocht ik graag experimenteren met knalvuurwerk. Gelukkig waren de rotjes toen niet zo groot, en van m’n zakgeld kon ik alleen maar kleintjes kopen. 

Een recente herinnering is van een jongeman die in z’n auto onze straat inrijdt. Hij vraagt mij vriendelijk of hij wat vuurwerk mag afsteken. Het is oud en nieuw, dus ik zeg ja. Even later steekt hij iets aan en gooit het uit het raam. 

De knal doet bijna zeer aan de oren. Ik ben even vergeten dat de knallers zoveel meer lawaai maken als vroeger. De kanonslag was toen de zwaarste knaller, en de strijker was nog niet uitgevonden. 

Tegenwoordig vieren we onze oudejaarsavond heel rustig thuis. Tot twaalf uur voor de buis, zappend tussen de conferences en het andere vermaak. 

Om even voor middernacht nemen we ons glas en gaan we naar de bovenste verdieping. Door de ramen van de dakkapel, voor en achter, kunnen we het vuurwerk zien boven een groot deel van de stad. De laatste jaren is het vuurwerk steeds mooier en groter geworden. Het siervuurwerk siert de luchten om ons huis. En wij wachten op de oh en ah-momenten.

Na een tijdje ben ik verzadigd, maar blijf nog even kijken. Zo ontdek ik dat er meer is dan alleen de grote show. Na iedere grote sierexplosie komt onverbiddelijk het moment dat de vonken uitdoven, en verdwijnen, en de aandacht weer gaat naar de volgende explosie.

Dan ontdek ik een nieuwe sensatie. Niet groot, groter, grootst, maar klein, kleiner kleinst: het laatste vonkje van een explosie dat langzaam kleiner wordt, met de wind verwaait, en uitdooft.

Ook dit jaar keek ik weer naar de grote stukken siervuurwerk die hoog in de lucht ontploffen. Als de vuurbol kleiner wordt, wordt m’n aandacht groter. Ik kijk naar de langzaam wegkwijnende bol, en speur naar het laatst uitstervende vonkje en volg dat zo lang mogelijk. 

Idem van een poosje geleden. Foto: FdJ