Ook Utrecht ontsnapt niet aan de ramp van het coronavirus. Hoe beleven de Utrechters dat? Nieuws030 laat ze aan het woord in de Corona-kroniek.

Lutgard Mutsaers - Op vrijdag 13 maart 2020 heb ik voor het laatst baantjes getrokken in Zwembad De Krommerijn. Mijn zwembad. Op de site lees ik het slechte nieuws: tot en met 28 april, voorlopig. ‘Bij nieuwe informatie ontvang je zo snel mogelijk bericht.’

Ik fantaseer dat ik een sleutel heb. Midden in de nacht ga ik erheen. Ik steek een paar theelichtjes aan, kleed me om in een hokje dat niet op slot hoeft en glij het lauwe water in. Puur geluk, en ik stond er nooit genoeg bij stil. Corona-incorrect, ik besef het maar al te goed, mis ik mijn baantjes zo erg dat het pijn doet.

Maar er is meer aan de hand dan vastroesten door thuiszitten. Ik was een tevreden eenling totdat mijn hele sociale leven van zwembad, bioscoop, museum, bieb, theater, koffieplek en openbaar vervoer in het water viel. Zwemmen was zelfs mijn enige echte vastigheid. Driemaal per week, weer of geen weer, zomer en winter. De sluiting in de kerstvakantie was al lastig geweest.

Achteraf was het een voorbode. Natuurlijk, er zijn veel belangrijker dingen, er zijn mensen aan wie ik elke dag denk omdat ze al op de drempel van de dood stonden toen het virus nog ver was. Ik kijk naar de foto van mijn oma die precies honderd jaar geleden stierf aan de gevolgen van de Spaanse Griep. Mijn vader was nog een kind, een kind met polio en zonder moeder om voor hem te zorgen en hem moed in te spreken. Bij zulke existentiële drama’s valt mijn futiele gemis in het niet.

Toch ga ik, op zoek naar een sprankje hoop, voor de zoveelste keer naar de site van Zwembad De Krommerijn, naar het onbeweeglijke blauw en de belofte van ‘zo snel mogelijk bericht’. Het is niet genoeg. Dus fiets ik Wittevrouwen uit volgens de route die ik altijd nam, langs de plek waar deze winter de machtige maar zieke rode beuk is geveld en waar nu een schriel maar gezond boompje probeert aan te slaan, door het lente-ontplofte Wilhelminapark, op gepaste afstand langs biologisch ijs en handgeknede pizza en door de bungalowbuurt richting Rijnauwen.

Aan de overkant van de beroemde tramlijn die alweer is opgeheven, staat het glazen paleis van mijn dromen. Binnen is het licht aan. Er hangen een paar fietsen tegen de houten rekken, alsof er mensen zijn die wél een sleutel hebben. Door de stoffige ramen zie ik het rimpelloze water. Het is 27 april als ik dit schrijf en nog altijd geen goed nieuws, sterker nog, helemaal geen nieuws. De site houdt de spanning erin.