Ook Utrecht ontsnapt niet aan de ramp van het coronavirus. Hoe beleven de Utrechters dat? Nieuws030 laat ze aan het woord in de Corona-kroniek.

Louis Engelman - Berustende aanvaarding. Een betere omschrijving kan ik eigenlijk niet bedenken voor de situatie waarin wij als gevolg van het coronavirus momenteel zitten. Want veel te klagen hebben wij niet. Immers, mijn vrouw Marja (bijna 74) en ik (bijna 75) worden als pensionado’s veel minder hard getroffen dan anderen.

Jawel, we behoren tot de groep die extra gevaar loopt vanwege onze ‘ouderdom’, maar los van enkele leeftijdsgebonden aandoeningen (cholesterol, bloeddruk) hoeven we niet bang te zijn voor ‘onderliggende pathologie’. We sporten nog (fietsen en joggen), we wandelen in grote bogen om onze medestadsbewoners heen, en we genieten op ons terras van het onverwacht mooie lenteweer. We zien er met onze gebruinde koppen uit alsof we zo uit de wintersport zijn teruggekomen (gelukkig niet).

Als we ons zorgen maken, dan is het vooral om anderen. Om de mensen die in zo schrikbarend groten getale in het ziekenhuis terecht komen en van wie velen het niet redden. Dat grijpt ons aan. Machteloos kijken we dagelijks naar de aantallen die in de nieuwsmedia worden gemeld. We voelen de wanhoop van de nabestaanden die soms niet eens afscheid hebben kunnen nemen. En we proberen ons in te denken wat dat met je doet.

We zijn bezorgd voor al die ondernemingen die het straks uiteindelijk niet zullen redden. Voor de vele duizenden werknemers die op straat komen te staan en voor wie er in hun branche helemaal geen werk meer zal zijn. Onder hen ook onze eigen zoon, die ver weg in Azië in de horeca werkzaam is en op zoek moet naar een nieuwe toekomst, waar dan ook.

We denken aan onze kleinkinderen die al weken thuis zitten omdat de scholen zijn gesloten. Net als die honderdduizenden Nederlandse leerlingen in alle niveaus van het onderwijs. Die missen niet alleen hun vrienden en vriendinnen, voor hen valt een groot stuk onderricht weg. Met bewondering zien we hoe de leerkrachten met digitaal kunst en vliegwerk proberen die steeds groter wordende kennisachterstand te beperken.

Tot voor kort dacht ik dat we allebei vrijwel op dezelfde manier met dit sluipende onheil omgingen. Want we blijven zoveel mogelijk binnen. We nodigen niemand meer uit om samen te eten of een glaasje wijn te komen drinken. Het contact bestaat voornamelijk uit apps, mails en telefoontjes. Met onze veelvuldig gewassen handen houden we onze leesboeken vast, vullen we puzzels in en spelen we vaker scrabble dan ons misschien lief is.

Maar in een diepgaand gesprek met Marja kwam ik erachter dat we de crisis emotioneel heel anders verwerken. Zelf poog ik die vanuit een rationeel beschouwend perspectief te benaderen, waarschijnlijk ingegeven door mijn journalistieke achtergrond. Ik kijk naar de feiten, ga wel of niet mee in de analyses en constateer dat ‘het is zoals het is’. Hier hebben we mee te dealen. Laten we dat zo goed mogelijk doen.

Zij ervaart dat, zo bleek, aanzienlijk persoonlijker. De coronacrisis legt een grote last op haar schouders. Al die ellende, de beelden uit de ziekenhuizen, de spoedbegrafenissen emotioneren haar sterk. ’s Avonds keert ze zich na verloop van tijd af van de televisie om er niets meer over te horen. ‘Het wordt me dan te veel’, zegt ze. ‘Daar ga ik van wakker liggen.’ Bewust pakt ze dan een boek om op bed nog wat te lezen. Om niet met alle nare informatie in het hoofd in slaap te hoeven sukkelen, of ervan wakker te blijven liggen.

Zo zoeken we beiden naar een modus om ‘het rampzalige’ tegemoet te treden. Met machteloosheid als de gemeenschappelijke noemer. In de hoop dat dit allemaal snel voorbij zal gaan. En met een gevoel van grote dankbaarheid voor al die mensen die er in de zorg alles aan doen om die wens in vervulling te laten gaan.

Louis Engelman. Foto: Ton van den Berg