Paul Bersee - Uterech heb geen andere keus. Ik weet het. Tenzij een actiegroep er een stokje voor kan steken!

Wa wil jíj nouw? Heul veul mense wille het nie meer. Gineên weg trug, waor.

‘Maar het zal vreselijk veel pijn doen aan mijn ogen. Zo ontzettend veel pijn! Ik weet het zeker! Ik kan het niet aan! Ik kan het niet verdragen!’

Gaot effe legge, meneer Bersee. Ik wis nie da je kwaod wer.’

‘Het spijt me vreselijk, maar het is me echt even allemaal te veel.’

 ‘Prrrit … Prrrit … Ahm ahm ahm … rrrooommm rrrooommm … je mos er maor nie an denke.’

‘Dat vind ik heel moeilijk, mevrouw Lenteleven.’

Jawel, het is weer eens zover.

Ik lig hier in de praktijkruimte van Mascha Lenteleven, mijn fluistertherapeute. In haar ruimte overheerst de frisse en bloemige geur van lavendel, maar ik ben nog te onrustig om de lavendelstruiken voor me te zien.

Ik maak me weer eens te druk om iets waar ik me helemaal niet druk om moet maken. Althans, dat vindt mevrouw Lenteleven.

Wat ‘n allende allemaol. Nie nodig, waor?

‘Ik ben er nu zo aan gewend geraakt, dat ik niet meer zonder kan. Ik moet er niet aan denken dat ze alles gaan weghalen. Dan is alles zo kaal! Ik kan waarachtig niet meer zonder die stellage.’

Hou erovuhr op … Haol diep adem … hou ‘t vas … en weer uit.’

Maar ik wil helemaal niet uitademen. Het is me allemaal te veel.

‘Er zijn kinderen die niet beter weten. Hoe gaan die arme kinderen deze transitie ervaren? Het zal voor hen een schok zijn. Dat kunnen hun tere zieltjes niet verdragen.’

Mêen je da nou ech?’

‘En er zijn heel veel studenten in de stad die niet weten wat ze zien. Die schrikken zich een ongeluk.’

T’is goe mejje.  Da’s effe nie jouw pakkie an. Rustig blijve legge. Ahm ahm ahm … rommm …’

Ze heeft gelijk: ik moet het me niet zo aantrekken. Hoe moeilijk dat ook is.

‘Tsss tsss rommm ahm ahm ahm tsss tsss rommm … Ontspaaaaaa ... nnnnnn …’

Heerlijk dat gefluister. Mevrouw Lenteleven is de beste fluistertherapeute van Utrecht.

‘Ik gaot je moai opkalefaturen, meneer Bersee.’

Dat mag ik hopen.

Die plânke motte ’n keertje pleituh … uhm uhm uhm … ohm ohm ohm …’

De Dom is meer dan vijf jaar uit de stad geweest. Dat is een eeuwigheid als u het mij vraagt.

Al die tijd hebben we naar die steigers moeten koekeloeren en op een gegeven moment weet je niet meer beter.

Om ons te laten wennen aan een kale grijze domtoren is de top alvast steigervrij gemaakt en langzaamaan halen ze alle klimrekken weg. Daarmee haal je echter de hevige onrust bij de inwoners van de stad niet weg.

Maar ze hoeven bij mij niet langs te komen voor nazorg.

Daar heb ik mevrouw Lenteleven voor …