Jeroen Wielaert - Een blauwe Amerikaanse slee. Het exterieur van een restaurant. Een stapel schroot in een autosloperij. Een zwarte man, alleen in een wagon van de Londense metro. Een vrouw met een waterkan op een Franse begraafplaats.

Het zijn herkenbare, alledaagse beelden. Onderwerpen van een bijzondere vorm van schilderkunst die een halve eeuw geleden heel populair werd: het fotorealisme. Het Centraal Museum trekt deze kunst door tot de geschilderde werkelijkheid van nu in de overzichtstentoonstelling 'Op scherp, fotorealisme nader bekeken.'

Die slee is een Cadillac van het klassieke type dat tot de dag van vandaag behoort tot het realistische straatbeeld op Cuba. Hij staat geparkeerd aan de overkant van een straat waar de schaduw van een boom overheen valt. Hij is in 1971 geschilderd door Don Eddy. Het was een samenstelling van tientallen foto's. Eddy noemde het liefkozend Blue Caddy.

Blue Caddy

Het schilderij hangt in de openingszaal. Het was een van de treffende doeken uit het nieuwe genre. Fotorealisme volgde snel op de Popart, ontstaan aan het eind van de jaren vijftig, met onder andere schilderijen met uitvergrote beelden uit stripboeken en portretten van beroemdheden, werk van fenomenen als Roy Lichtenstein en Andy Warhol.

Het naar voorbeeldfoto's schilderen van de alledaagse realiteit was een reactie op de abstracte schilderkunst, maar hield in het verlengde van popart ook commentaar in op de moderne consumptiemaatschappij. Het ging om een bijzondere manier van kijken, ook door de werkelijkheid net anders te schilderen dan hij werkelijk was. Het kreeg niet alom waardering, werd soms als banaal afgedaan. 

Blue Caddy kwam al vroeg in de jaren zeventig in Utrecht terecht. Het was het werk van Wouter Kotte, de toenmalige directeur van het museum HKU, Hedendaagse Kunst-Utrecht. Hij zag wel het belang van de stroming in. Hij had budget genoeg om meer fotorealistische kunst te kopen. Het HKU fuseerde in 1989 met het Centraal Museum dat zo een van de belangrijkste verzamelingen Amerikaanse fotorealistische kunst in Europa rijker werd.

Stilstaand bij de Blue Caddy wees museumdirecteur Bart Rutten zijn journalistieke gehoor op hoeveel meer er te zien is na de eerste oppervlakkige blik. Het doek gaat óók over die schaduw, het is alsof hij beweegt in een zachter bries. De glimmende deuren aan de rechterkant van de auto weerspiegelen de overkant van de straat. Het straatbeeld is ook te zien in het chroom van de puntige bumpers. Het ontbreken van het linker voorwiel onder de auto maakt dit realisme magisch. Het lijkt ook of de auto enigszins uitgerekt is.

In die Caddy-zaal hangen nog twee aankopen van Hedendaagse Kunst-Utrecht. Het ene is Richard McLeans Angus with Blue Butler, 1974. Een typerend beeld uit de Amerikaanse country: een jongen en een meisje, poserend met twee zwarte runderen, in hun hand de touwen die om hun koppen zijn vastgemaakt. McClean fotoschilderde zo een ode aan the Great Outdoor. Heel anders is Greenport (Sunset) van Ben Schonzeit, 1973. Een geweldig grijs wolkendek waar de zon probeert door te prikken boven een laagland met struiken en een enkele dorre boom.

Typerend voor het genre is ook een onderwerp als pure rommel, straatvuil mel deels verfrommelde blikjes, op het doek Gutter I van Idelle Weber, 1974.

Op Scherp gaat over meer dan schilderkunstige foto's kijken. Het verhaal van de tentoonstelling biedt meer dan ooit een gelaagd perspectief op deze verbeelding van allerlei werkelijkheden, tot de dag van vandaag. Het leek een kunst van mannen, maar vrouwen zijn er ook goed in. Daarom hangt Wheel of Fortune er, in 1977 en 1978 geschilderd door Audrey Flack. Een bont tableau in quasi 3-D, met een schedel, gedubbeld in een spiegel, een brandende kaars in het midden onder een zandloper met een stropdas en een tros rode bessen. De kunstenares zelf staat rechtsboven gespiegeld in een gloeilamp.

Wheel of fortune van Audrey Flack.

Een uniek stuk uit de Utrechtse collectie is Edward Kienholz' Sawdy uit 1971, een autodeur met in het raam een fotorealistische afbeelding van een stel witte mannen die op een parkeerplaats een zwarte man castreren. Dergelijk protest tegen raciaal geweld heeft verder geen navolging gekregen.

Edward Kienholz' Sawdy uit 1971.

Dan liever toch het beeld van een wit gezin, een man, de kunstenaar John de Andrea, met zijn kind in de armen, liefdevol aangekeken door zijn vrouw, leunend tegen een Ford Pinto. Het is het doek Berkeley Pinto, 1976. Eigenlijk is het een onnozel kiekje, sterk uitvergroot in verf. Van dichterbij bekeken valt de onscherpte op.

Dichtbij zit een naakte vrouw, Dawn, de realistische sculptuur van de hierboven genoemde John de Andrea uit 1985. Even verderop ligt Derelict Woman in een hoek, de uitgetelde, haveloze vrouw van Duane Hanson, 1973, die even uit de tentoonstelling van de vaste collectie is gehaald. Ook die andere geliefde figuur uit de verzameling is erbij, Tank Man, sculptuur van Fernando Sanchez Castillo, 2013, in dat jaar ook aangekocht.

Tankman van Fernando Sanchez Castillo.

Conform de tijdgeest is er meer naakt op het doek Torso (Marsha) van John Kacere, 1972. Het laat goed zien, hoe erotisch een wit slipje kan zijn tussen een blote buik en dijbenen. Joan Semmel schilderde haar antwoord op de seksploitatie op Secret Spaces, 1976. Het is een soort selfie met naakte, welvende lichaamsvormen.

Torso (Marsha) van John Kacere.

Het zijn doeken die met die Blue Caddy deel uitmaken van de doorbraaktijd van het fotorealisme, zo goed aangevoeld door Wouter Kotte. Het Centraal Museum heeft het duidelijk niet gelaten bij een obligaat retrospectief. Daarom is eerst Malcolm Morley's Ship's Dinner Party uit 1966 te zien. Het is een niet echt fotorealistisch tafereel van een chique Amerikaans gezelschap mannen en vrouwen, dinerend op een cruiseschip. Het museum nodigde de Londense schilderes Esiri Erheriene-Essi uit om het te spiegelen. Zo verscheen in 2023 een welgesteld stel zwarte mannen en vrouwen aan tafel. Ze glunderen naar de kijkers op Main Lounge Drinks on the Queen Mary.

Origineel Utrechts zijn twee doeken vol vooral Amerikaanse (en een paar Nederlandse) verpakkingen zoals zakken chips, blikjes en ketchupflessen van Jhonie van Boeijen (1992). Het is haar persoonlijke onderzoek naar consumentisme, met een speciale interesse voor de psychologie van voedsel. Op de expositie hangen haar Girls Night, 2021, en An American Favorite, 2023.

 Werk van de Utrechtse Jhonie van Boeijen

Het past heel mooi bij de grote Bengaalse opstelling Rasad van 2022/2023. Het zijn grote kasten vol met artikelen als maiskolven, bananen en blikjes, realistisch nageboost in allerlei materialen. Het is gemaakt door een kunstenaarscollectief uit Bangla Desh. Tot vlak voor de opening zijn ze bezig geweest met de inrichting. Door de spanningen in het Midden-Oosten kon het niet veilig verscheept worden, maar moest het met een vliegtuig naar Nederland komen. Dat kostte 10.000 euro meer, maar dat had Bart Rutten er graag voor over. 

Ook op die manier is Op Scherp een tentoonstelling van internationale allure geworden die bezoek van ver buiten Utrecht kan trekken. De expositie is te zien tot en met 9 juni 2024.

Werkzaamheden aan de Bengaalse opstelling Rasad.