Henk Westbroek - Er zijn mensen in de wijk waar ik woon die elke gelegenheid aangrijpen om de Nederlandse vlag te hijsen. Sommige buren hebben daarvoor een vlaggenmastje aan hun gevel gemonteerd, maar de meesten hebben een vrijstaande vlaggenmast in de tuin staan. Ik woon op stand.

Een dag of 50 per jaar is mijn rijke woonwijk rijk bevlagd. Om te beginnen zijn er, wat de jarige leden van het koninklijk huis betreft, al 35 aanleidingen per jaar om te vlaggen. Dan heb je Bevrijdingsdag nog, bezoeken van een bevriend staatshoofd en minimaal 5 keer per jaar het overlijden van een bestuurlijke hotemetoot waarvoor de vlag halfstok gehesen wordt.

Ik weet zeker dat ik ook buren heb die gaan vlaggen wanneer ze daartoe in de loop van de dag aandrang ervaren. Voor mij mogen ze, want deze dwangneurose is compleet onschuldig. Daar denkt het bevoegd gezag anders over, want er zijn in strenge wetten gevatte aanleidingen om te vlaggen. Wild vlaggen is te vergelijken met wild kamperen of wild om je heen slaan; het mag ab-so-luut niet.

Alleen als ons nationaal voetbalelftal van Duitsland wint of Europees kampioen wordt, dan wordt zwaaien met vlaggen – zelfs uit rijdende auto’s - enkele uren gedoogd. Ik vermoed omdat het aantal keren dat het Nederlands elftal nog een prestatie verricht waarvoor de vlag uit kan, toch te verwaarlozen is.

Emotie
Er zijn mensen die bij het zien van onze vlag een emotie ervaren die qua impact vergelijkbaar is met de emotie die ervaren werd toen het rijbewijs na zeven vergeefse pogingen gehaald werd; ze krijgen er tranen van in de ogen. Mij laat de aanblik van de Nederlandse driekleur volledig koud. Een papieren vlaggetje aan een kaasprikkertje is best aangenaam voor het oog, maar de smaak van het blokje kaas roept bij mij indringender emoties op dan het vlaggetje.

Zou de eerste haring van het seizoen aangevoerd worden op een dag die geen vlaggetjesdag genoemd werd, de haring zou er mij niet minder groen om smaken. En nu in de Tweede Kamer sinds kort op een in het oog springende plek een vlag staat, heb ik niet de hoop dat de genomen beslissingen daardoor in het vervolg verstandiger zullen zijn. Maar misschien onderschat ik de kracht van de vlag.

Het is een feit dat de wereld vergeven is van hoog- en laaggeplaatste personen die zich niet voor kunnen stellen dat er mensen bestaan die de vlag nog niet eens zouden uitsteken als de belastingdienst verrassenderwijs liet weten in het vervolg geen geld meer van ze te accepteren.

Akaba
Vlagtrots kom je overal op de wereld tegen, maar op nergens zo demonstratief als in Akaba in Jordanië. Akaba is een havenstad die volgens de geschiedenisboeken ooit prachtig was, maar nu bestaat uit een verzameling gebouwen die allemaal iets weg hebben van duurzaam onafgebouwde parkeergarages. Op een paar ruïnes van kerken en kastelen na is er niks te zien dat het bekijken waard is. Op de mensen na, die er overwegend aantrekkelijk goedlachs zijn.

De trots van de stad en de belangrijkste bezienswaardigheid is de 137 meter hoge metalen vlaggenmast waaraan een vlag van 40 bij 20 meter wappert. Het is de op 1 na hoogste vlaggenmast ter wereld. Voor de hoogste moet je sinds 2008 in Turkmenistan zijn. Nog wel.