Kees van Oosten - Veiligheid en overlast worden door de Utrechtse afdeling Openbare orde en Veiligheid 'gemeten' door inwoners te vragen naar hun beleving daarvan en door te kijken naar de zogenaamde geregistreerde criminaliteit' (het aantal aangiften). Je hoeft geen deskundige of burgemeester te zijn om te begrijpen dat dat maar weinig met echte veiligheid en overlast te maken heeft. Van Zanen, die over veiligheid en overlast gaat, en de afdeling Openbare orde en Veiligheid denken van wel.

Een paar weken terug stond in de krant dat Van Zanen een collectief sluitingsuur wil opleggen in een stuk van de Amsterdamsestraatweg. Woensdag stond in een groot krantenartikel dat de gemeente invallen had gedaan op de Kanaalstraat en de Amsterdamsestraatweg en dat daarbij een groot aantal ondernemers (horeca en dienstverlening) werd geverbaliseerd.

Volgende week vindt er een veiligheidsenquête plaats onder de bewoners van de Amsterdamsestraatweg. Wat een timing! Die bewoners zullen zich nu wel knap onveilig voelen als ze de berichten in de krant gelezen hebben. Beleving van veiligheid valt heel makkelijk te beïnvloeden en is dus een onbetrouwbare maatstaf voor veiligheid en overlast. 

Aangifte doen bij de politie van fietsdiefstal, een scheldpartij of bedreiging, zo weet elke Utrechter, heeft geen enkele zin. Het is een hoop werk en de politie doet er toch niets mee. Ook inbraken worden zelden onderzocht met sporenonderzoek, daar heeft de politie de capaciteit niet voor. Het ophelderingspercentage in Nederland is dan ook schrikbarend laag vergeleken met dat in bijvoorbeeld Duitsland. Het gevolg is dat er steeds minder vaak aangifte wordt gedaan. Die 'geregistreerde criminaliteit' (aantal aangiften) is dus ook een onbetrouwbare maatstaf voor veiligheid en overlast. 

Aan het melden van overlast of het doen van aangifte kleeft ook nog een heel ander probleem: de gemeente en de politie komen alleen in actie als zij denken dat het echt nodig is en daarbij spelen de vooroordelen van politie, ambtenaren en de burgemeester onvermijdelijk een grote rol. Als omwonenden overlast melden over de kakofonie die bij warm weer door de muziekschool van de HKU (waar dan alle ramen van alle oefenlokalen open staan) op de Mariaplaats wordt geproduceerd voelt de gemeente er niets voor om daar tegen op te treden. Ook niet als de HKU bij de rechter erkent de geluidsnormen te overschrijden en zich niet bereid verklaart zich aan de geluidsnormen te zullen houden.

Als omwonenden klagen over de luidruchtige feesten in het gebouw van Sociëteit de Vereeniging (Mariaplaats 14) worden ze door de gemeente naar de politie verwezen en de politie laat de bewoners weten dat de gemeente daar vergunning voor heeft gegeven. In 2013 kon de gemeente er niet onderuit om aan de exploitant een last onder dwangsom op te leggen in verband met een 'zware overschrijding van de geluidsnormen'. Dat de gemeente vergunning geeft voor activiteiten die het verboden heeft, is niet te geloven. Kennelijk heeft de gemeente geen zin de last onder dwangsom (10.000 euro per overtreding) ten uitvoer te leggen. En dus komt er geen eind aan de zware overschrijding van geluidsnormen. 

Sterker nog. Om de Sociëteit de Vereeniging zeer ter wille te zijn heeft de gemeente het middels een piepkleine bestemmingsplannetje ('Bestemmingsplan Mariaplaats 14) mogelijk gemaakt dat ook in de achtertuin die grenst aan Achter Clarenburg plezierigheden kunnen plaatsvinden en de rust voor omwonenden wordt verstoord. Dat de Sociëteit verhuurt aan een exploitant waaraan een last onder dwangsom is opgelegd speelt kennelijk geen rol. Omwonenden voerden tijdens het beroep tegen dat bestemmingsplan aan dat Van Zanen, net als zijn voorganger, lid waren van de Sociëteit. Uit de uitspraak blijkt niet dat dat door de gemeente werd ontkend. 

Hoe anders worden horeca-ondernemers op de Amsterdamsestraatweg door onze burgemeester behandeld. De HKU en de exploitant van de Sociëteit de Vereeniging worden ontzien terwijl zij aantoonbare overlast veroorzaken, de horeca-ondernemers van de Amsterdamsestraatweg tussen het spoor en de Acaciastraat krijgen een collectief sluitingsuur hoewel daarmee ook ondernemers worden getroffen die, zoals Van Zanen schrijft in zijn brief aan die ondernemers, "op zichzelf beoordeeld geen aantoonbare overlast veroorzaken". Het objectief veroorzaken van overlast is voor Van Zanen kennelijk geen relevant criterium.

Als 'zware overschrijding van geluidsnormen' en het veroorzaken van 'aantoonbare overlast' er voor Van Zanen niet toe doen, dan gaat het hem kennelijk om het verschil tussen enerzijds studenten van de HKU en 'heeren' die in de Sociëteit feest vieren en anderzijds de (allochtone) mannen die een horecazaak runnen en bezoeken op de Amsterdamsestraatweg. Tegen horecazaken op de Amsterdamsestraatweg wordt door de afdeling Openbare Orde en Veiligheid aangevoerd dat zich bij de ingang van die zaken 'mannen' ophouden. Tegen de HKU en de Sociëteit wordt niet aangevoerd dat zich bij de ingang studenten en heren ophouden.  

Van Zanen zou zich moeten afvragen of het niet de subjectieve veiligheidsbeleving is van de afdeling Openbare Orde en Veiligheid of misschien ook wel zijn eigen veiligheidsbeleving die leidend is in zijn veiligheidsbeleid en of die niet op het publiek wordt overgedragen door willekeurig handhaven en de berichtgeving daarover in de media.