Kees van Oosten - Dat de feitelijke bestuursmacht bij de ambtelijke dienst ligt en dat wethouders en burgemeesters niet veel meer zijn dan (zeer) goed betaalde woordvoerders is een open deur.  Het werd betoogd door hoogleraar en staatsraad Crince Le Roy in 1969 en na veel gedegen onderzoek nog eens bevestigd door hoogleraar bestuursrecht Bovens in 2000. Ze hebben echt niets in te brengen, weten nauwelijks waar ze het over hebben en weten zelfs vaak niet wat ze zelf besloten hebben.

Nadat RTL op 1 juli het nieuws bracht dat de Amsterdamsestraatweg qua verkeer de gevaarlijkste straat is in Nederland liet wethouder en zelfbenoemde 'bondscoach' Van Hooijdonk weten dat 30 km/uur zou worden ingevoerd, niet wetende dat ze een paar weken eerder geweigerd had om dat te doen (besluit op bezwaar 8 juni 2016) en niet wetende dat ze kort tevoren besloot verkeerslichtinstallaties uit te zetten zodat auto's lekker hard door kunnen rijden. 

Crince Le Roy en Bovens verklaren de almacht van de ambtelijke dienst door kennisoverwicht van de ambtelijke dienst. De ambtelijke dienst telt zoveel gespecialiseerde ambtelijke deskundigen, het zou voor een bestuurder onmogelijk zijn om net zoveel te weten als al zijn gespecialiseerde medewerkers bij elkaar. En dat maakt dat de bestuurder een soort stempelmachine is: hij/zet zijn paraaf onder het besluit zonder ook maar te begrijpen waar het besluit over gaat.

De gemeenteraad is een tenenkrommende vertoning. De wethouder of burgemeester weet nauwelijks waar het over gaat, het gros van de raadsleden nog minder. Het is een theater waarbij raadsleden en de portefeuillehouder doen alsof ze weten waar ze over praten terwijl het voor de aanwezige ambtelijke ondersteuners en de toevallige deskundige toehoorder duidelijk is dat ze de klok hebben horen luiden maar niet weten waar de klepel hangt. 

Volgens Bovens (2000) is de macht van de ambtelijke dienst alleen maar groter geworden sinds Crince Le Roy daar in 1969 voor het eerst de aandacht op vestigde. Dat zou komen omdat het openbaar bestuur steeds complexer wordt: steeds meer wetjes en verordeningen. Ik denk dat er iets heel anders aan de hand is, namelijk dat politieke partijen steeds slechter functioneren. Politieke partijen zijn er om het volk te vertegenwoordigen en de uitvoerende macht te controleren en dat is juist wat ze steeds minder doen. 

Het aantal kiezers dat lid is van een politieke partij neemt al jaren af. Het aantal leden is inmiddels 2%, terwijl het vlak na de oorlog nog 13% was. Een ander verschil is dat er vroeger nog partijen waren met een forse aanhang onder het volk, terwijl het lidmaatschap inmiddels een elitaire aangelegenheid is. In de Partij van de Arbeid is geen arbeider meer te bekennen. Net als bij GroenLinks en D66 tref je er vrijwel alleen maar hoger opgeleiden aan die zich niet erg druk maken over de problemen van gewone mensen.

De ambtelijke dienst in Utrecht neemt dagelijks tientallen besluiten waardoor individuele burgers en ondernemers in hun belangen worden geschaad. Die klagen daar dan over of maken bezwaar. Dat gaat vrijwel geheel buiten raadsleden om. Het gebeurt zelden dat een raadslid zich druk maakt om onrecht dat door de gemeente aan een burger wordt aangedaan. De meeste raadsleden kijken de andere kant uit want ze willen de harmonie bewaren en hun collegeleden niet afvallen of lastig vallen met problemen van burgers die door de gemeente in de knel raken.

Raadsleden zien zichzelf niet eens als volksvertegenwoordigers die op moeten komen voor de belangen van het volk en die er op moeten toezien dat de ambtelijke dienst niet zijn eigen hobby's uitleeft of alleen de belangen dient van een paar hele grote ondernemers en financiële instellingen. Het gedoe in de gemeenteraad moet de schijn wekken van volksvertegenwoordiging, maar gaat in feite om het politieke spel, de knikkers en de baantjes. 

Dat de gemeenteraad geen volksvertegenwoordiging is heeft als voornaamste oorzaak dat politieke partijen steeds meer als kruiwagen worden gebruikt, clubjes waar vooral (aspirant) hoogopgeleiden lid van worden om te netwerken en carrière te kunnen maken. Met name partijen met carrièreperspectief. Gewone, minder hoogopgeleiden komen er niet aan de bak en lopen weg. Idealisten en activisten tref je er steeds minder aan, wel mensen die weten te doen alsof. 

Actief lid worden van een politieke partij en goeie maatjes worden met de wethouder is een veel gebruikte strategie van ondernemende adviseurs (ook van bureautjes die graag aan groen, fietsen, participatie en duurzaam willen verdienen!) om opdrachten in de wacht te slepen en uit de ruif van de overheid te eten. Ambtenaren die hogerop willen plegen lid te worden van een politieke partij die in de lift zit (en op tijd van partij te wisselen!). 

Het feit dat in politieke partijen de dienst steeds meer wordt uitgemaakt door lieden die als ambtenaar bij de overheid werkzaam zijn, bij de overheid carrière willen maken of er belang bij hebben goeie maatjes te zijn met ambtenaren die voor opdrachten kunnen zorgen, maakt dat die politieke partijen niet de belangen van het volk behartigen maar de belangen van hoger opgeleiden die bij en voor de overheid werkzaam zijn. 

Dat de fractie van GroenLinks sinds GroenLinks in het college zit (2006) nog nooit een luchtkwaliteitsonderzoek van de afdeling milieu ter discussie heeft gesteld, ondanks het feit dat de gemeente een tiental procedures verloren heeft en dat GroenLinks de milieuzone blijft toejuichen ondanks het feit dat het effect daarvan te verwaarlozen blijkt te zijn, valt slechts te verklaren door aan te nemen dat er bij de afdeling Milieu invloedrijke groene partijgenoten werken.

Toen de PvdA nog de grootste partij was ging het net zo. Geen spoor van kritiek van de PvdA-fractie op de sloop van de 9500 sociale huurwoningen ("De Utrechtse Opgave"/"Utrecht Vernieuwt") onder wethouder Harry Bosch, want de partijgenoten bij Stadsontwikkeling laten we niet vallen. Geen spoor van kritiek van de PvdA-fractie op het falend onderwijs- en welzijnsbeleid, want ook daar zaten veel partijgenoten van de PvdA (misschien inmiddels lid van D66 en GroenLinks).

Een partij die macht verovert kan zich verheugen in de belangstelling van ambtenaren die carrière willen maken en adviseurs/ondernemers die aan de gemeente willen verdienen. En die maken in die partij dan ook meteen de dienst uit. Die maken dat de fractie het college lof toezwaait dat niets anders doet dan de besluiten van de ambtelijke dienst uitvoeren. Of de PvdA de meerderheid heeft in het college, Leefbaar Utrecht, GroenLinks of de VVD, het maakt allemaal weinig uit. 

Wat de politiek naar de pijpen doet dansen van de ambtelijke dienst en haar ondernemende vrienden is dus niet alleen het kennisoverwicht van de ambtelijke dienst, zoals Crince Le Roy en Bovens meenden, maar vooral het feit dat hogere ambtenaren en bedrijven die aan de gemeente willen verdienen de dienst uit weten te maken in politieke partijen die aan de macht zijn. Dat is het kwadraat van de vierde macht.