In vijf afleveringen probeert nieuws030.nl een antwoord te krijgen op de vraag of ongebreidelde groei van Utrecht een goede zaak is. Vandaag in deel 5 een voorzichtige conclusie.

Louis Engelman – Utrecht doet het zo gek nog niet. Eigenlijk is dat de conclusie na mijn gesprekken met wetenschappers over de vraag of de stad in de komende twintig jaar wel met honderdduizend inwoners moet groeien.

Want dat die bevolkingstoename eraan komt achten zijn feitelijk onvermijdelijk. Het aantal inwoners van Nederland vertoont een stijgende lijn en Utrecht krijgt daar gewoon haar deel van. Of ze wil of niet.

Stedenbouwkundige Maarten van Ham (TU Delft) maakt duidelijk dat onze stad ook maar een onderdeel is van één van de grote stedelijke agglomeraties in Europa: de Randstad. Daar vinden volgens hem dezelfde processen plaats als in de metropolen Londen, Parijs en het Rhein-Ruhrgebied. Vanuit dat perspectief zegt hij dat het onmogelijk is om een muur om Utrecht heen te zetten.

Sociaalgeograaf  Ton van Rietbergen (UU) is dat met hem eens. Restricties aanbrengen op de woningmarkt, zoals bijvoorbeeld voorrang geven aan de eigen bevolking bij de koop van woningen, vindt hij geen goed idee. Veel bouwen is, denkt hij, een aanzienlijk betere oplossing.

Ook historicus Leen Dorsman (UU) ziet in een toename van de bevolking niets negatiefs. Hij herinnert eraan dat de enorme groei van het aantal studenten Utrecht een nieuwe dynamiek heeft gegeven. Met name de binnenstad heeft daar veel profijt van gehad.
Van Ham sluit zich daar bij aan: ‘In de jaren negentig leidde dat tot een herwaardering voor de oude stad, waar door de komst van de kennisindustrie veel nieuwe werkgelegenheid werd geschapen.’

Alle drie de professoren hebben begrip voor de keuzes van het Utrechtse college, neergelegd in het coalitieakkoord onder de naam ‘Ruimte voor iedereen’. Binnen de Europese afspraken over de vrije vestiging van burgers kan dat ook niet anders.

Maar ze onderkennen ook de gevaren. Zo waarschuwen ze voor een ruimtelijke tweedeling tussen arm en rijk, waardoor deze groepen van elkaar dreigen te vervreemden. Onder meer doordat minder draagkrachtigen door de hoge huizenprijzen de stad uitgejaagd worden.

Uitgangspunt, vinden zij, moet de vraag zijn hoe je de stad leefbaar houdt. Hoe en waar ga je bouwen? Op dat punt lopen de meningen lichtjes uiteen. Van Ham kijkt kritisch naar de trend om steeds meer kleine woningen te realiseren. Maar Van Rietbergen gelooft juist dat voor deze ‘compacte’ bouwvorm altijd wel interesse zal blijven bestaan. Zolang ze op een goede locatie liggen. Dorsman onderstreept het belang van een gemengde wijkbevolking, die alleen is te bereiken als de stad voor iedereen betaalbaar blijft.

Een oplossing daarvoor zou volgens Van Ham de bouw van flexibele huizen kunnen zijn, die aan de eisen van de tijd kunnen worden aangepast door splitsing of samenvoeging. Daar bovenop ziet Dorsman wel wat in een woonplicht voor huisjesmelkers om hen zo de wind uit de zeilen te nemen. En Van Rietbergen wil graag een groter aandeel (studenten)woningen in De Uithof  om de dagelijkse vervoersstroom vanaf het station te verminderen. Alles bij elkaar pleiten ze feitelijk voor wat het college ‘een inclusieve stad’ noemt waarin plek is voor iedereen.

Tegelijkertijd geven de professoren indirect antwoord op mijn openingsvraag: Maakt groei Utrecht gelukkig? Die moet volgens hen zijn: ‘Hóé maak je Utrechters gelukkig? Met ander woorden: welk beleid moet er worden gevoerd? Mijn voorlopige conclusie na de gesprekken is dan: ons bestuur doet het zo gek nog niet.

Reageren op deze serie?! Dat kan door een e-mail te sturen via: klikhier