De Utrechtse kunstenares Dirkje Kuik(1929- 2008) werd geboren als William D. Kuik. Ze onderging in 1982 een geslachtsverandering en ging verder door het leven als vrouw. Jos te Water Mulder (56) leerde haar kennen in 2003 en week sinds dat moment niet meer van haar zijde.

Interview door Jan Jansen  

Jos te Water Mulder leerde Dirkje Kuik kennen in 2003 toen hij een tentoonstelling van haar werk wilde organiseren in zijn kunstzaal in de Mariaplaats. “Ik organiseerde tentoonstellingen over Utrechtse kunstenaars. Dirkje Kuik was erg bekend als kunstenares maar trad toen niet meer naar buiten. Ze had een hartoperatie gehad en door mondkanker was haar gezicht erg aangetast. Haar vriend Jo Nijenhuis was twee jaar daarvoor overleden. Het kostte me grote moeite om bij haar binnen te komen. Ze had zich compleet van de buitenwereld afgesloten en werkte nog alleen maar aan haar boek München ’38 over het ontstaan van de tweede wereldoorlog. Uiteindelijk stemde ze in met een afspraak.”

Het was een ontmoeting om nooit te vergeten. “Je kon haar huis door de wanorde nauwelijks binnenkomen. Zelf zat ze verscholen achter stapels boeken in een hoekje van de kamer bij het raam. Haar hele huis stond letterlijk vol boeken en schilderijen. Na haar mondoperatie leefde ze alleen nog op bruin bier en chocomel. De enige met wie ze contact had was Leonie Uittenboogaard, haar vriendin die ze nog kende van de tijd toen ze man was. Ik moest eerst orde in de chaos scheppen door het hele huis op te ruimen. Wekenlang ben ik er mee bezig geweest. Ik zorgde ook voor soep en ander voedsel, waardoor ze weer wat toonbaarder werd. In de ochtend was ik meestal met Dirkje bezig en ’s middags deed ik de kunstzaal open. Ik zorgde voor boodschappen en kleding en moest die kopen bij de winkels die ze me opgaf. De vuilniszakken gooide ze naar beneden en die zette ik dan ’s morgens buiten.”

Jos te Water Mulder. Foto: J. Jansen

Dirkje Kuik begon door de aandacht en zorg van Jos te Water Mulder weer op te leven. Ze begon weer fanatiek te schilderen en te tekenen. Verder werd ze weer uitgenodigd bij openingen en kreeg ze optredens in het openbaar. Las dan gedichten voor uit eigen werk. “Veel vrienden had Dirkje niet. Ik hoorde van mensen dat ze wel in haar geïnteresseerd waren maar dat ze geen katje was om zonder handschoenen aan te pakken. Ze kon flink naar mensen uitvallen. Ik had daar zelf geen last van. Door het leeftijdsverschil bleef ik haar u en mevrouw noemen. Mij noemde ze jochie of lieverdje, van die echte Utrechtse uitdrukkingen. Ik leerde haar goed kennen en kreeg enorme bewondering voor haar invloedrijke rol die ze als geboren en getogen Utrechtse had in de Utrechtse kunstenaarswereld. Ze was ook oprichter van het Grafisch Gezelschap De Luis in 1960, waarin ze met medeoprichter Joop Moesman en Henc van Maarsseveen met later vele andere kunstenaars een echte luis in de pels wilde zijn.” 

Er ontstond een bijzondere band tussen de zeventiger Dirkje Kuik en de dertig jaar jongere Jos te Water Mulder, die zelf getrouwd was en drie kinderen had. “Dirkje had geen kinderen, ik had haar zoon kunnen zijn. Ik las al haar boeken; historische romans waar ze verdekt zichzelf in beschrijft. Maar haar gezondheid werd langzaam maar zeker weer minder. Dirkje wist dat ze niet lang meer te leven had en wilde zorgen voor haar nalatenschap. Daarvoor was ze bezig met een autobiografie, vele handgeschreven vellen in mappen. Ze toonde zich vaak wel dankbaar voor mijn inspanningen voor haar. Op de avond van 17 maart 2008 bedankte ze me en vertelde dat ik veel te goed was voor haar. Ik wimpelde dat af en zei dat ik mede door haar mijn geluk en zaligheid had gevonden. Het waren haar laatste woorden. De volgende ochtend vond ik haar dood in bed. Ze had haar einde kennelijk voorvoeld.”

Haar dood kwam voor mij onverwacht en was een grote schok. “Dirkje had mij al eerder aangegeven waar ze begraven wilde worden. Een graf was al beschikbaar. Niemand mocht voor haar begrafenis weten dat ze was overleden. Nadat de dokter een overlijdensverklaring had afgegeven ben ik haar gaan aangeven bij Burgerzaken van de gemeente en heb begraafplaats Soestbergen gevraagd het gereserveerde graf te openen. Samen met Leonie heb ik Dirkje, met een slaapzak omwikkeld, voorzichtig vanaf de derde etage van haar huis van de trap af gedragen. In mijn kunstzaal stonden grafkisten voor een tentoonstelling. We hebben een kist gekozen die met herfstbladeren was versierd. Dirkje hield van verval. Toen een busje gehuurd en met de kist naar de begraafplaats gereden met nog vier anderen, waaronder Leonie en mijn vrouw. We hebben aan het graf twee van haar gedichten voorgelezen en zijn daarna met z’n vijven gaan drinken bij café De Poort op het Ledig Erf. De volgende dag heb ik bekenden gebeld en kwam veel publiciteit los.”

Het nalatenschap van Dirkje Kuik is van groot cultureel belang. “Ik heb direct na haar dood de stichting Dirkje Kuik opgericht en heb haar huis met alles erop en eraan gekocht met het doel er een particulier museum in te richten. Het museum heeft vier jaar gefunctioneerd maar was uiteindelijk financieel niet vol te houden. In Engeland is het normaal dat er schrijvershuizen van overleden schrijvers zijn. In Nederland zijn we daar nog niet aan toe. Ik beheer haar nalatenschap op de wijze waarop Dirkje het zelf gewild heeft. Als kunstenares heeft ze voor Utrecht heel veel betekend en mijn leven heeft ze op een bijzondere manier verrijkt.”

Dit artikel is eerder gepubliceerd op 12 mei in het veertiendaagse blad De Oud-Utrechter en is overgenomen met toestemming van de auteur.