De rubriek Welvaart Utrecht over de opkomst van de stad in de afgelopen vijftig jaar, iedere maandag, woensdag en vrijdag in Nieuws030.

Louis Engelman - In de voorgaande afleveringen hebben we gezien dat de meningen over de mate van welvaart in Utrecht verdeeld zijn. Maar over één punt is vrijwel iedereen het wel eens: de verbeterde kwaliteit van de woningen. Die is in de afgelopen vijftig jaar onmiskenbaar met sprongen omhoog gegaan.

Voor veel mensen was het na de oorlog niet fijn wonen in Utrecht. Misschien met uitzondering van de gegoede buurten, zoals Oog in Al, Tuindorp en rondom het Wilhelminapark. Maar in de rest van de stad was het behoorlijk afzien. Aan de huizen was vele jaren vrijwel niets meer gedaan. Slechts weinig eigenaren hadden ‘moderniteiten’ als een watercloset, een badkamer annex douche en voldoende isolatie aangebracht. Aansluiting op het riool ontbrak in veel gevallen. In een zogenaamde beerput in de tuin of op een plaatsje werd de inhoud van het toilet opgevangen. Om de zoveel weken moest deze mechanisch worden leeggezogen. Geen frisse bezigheid.

Als gevolg van de oorlog waren veel huizen zodanig beschadigd geraakt dat ze vrijwel onbewoonbaar waren geworden. Nederland telde ongeveer 250.000 krotten en bijna 2 miljoen huizen met zwaar achterstallig onderhoud. Op vele daarvan was in feite de term ‘onverklaarbaar bewoond’ van toepassing.

Ook in Utrecht was de bouw van nieuwe woningen sterk achtergebleven. Wat betekende dat veel jonge gezinnen geen passend huurhuis konden vinden. Het gemeentelijke bureau huisvesting kende een enorm lange wachtlijst van woningzoekenden. Om toch te kunnen trouwen trokken jonge gezinnen dan maar in bij hun ouders of schoonouders. Daar leefden ze, zo goed en zo kwaad als dit kon, samen in te kleine overvolle huizen. Overal werden bedden neergezet, tot op de overloop toe.

In die tijd was voor bijna iedereen de woonruimte uiterst beperkt. Het aantal vierkante meters vloeroppervlak per inwoner was maar een kwart van wat de Nederlander in het jaar 2000 ter beschikking stond.

De kolenhaard was in de jaren vijftig de enige warmtebron in huis. Foto Staatsmijnen

’s Winters leefden de gezinnen vooral rondom de kolenkachel, het enige warmtepunt in het huis. Alleen in die woonkamer was het behaaglijk. In de rest van het huis was het meestal bijna even koud als buiten. Dat gold ook voor de nieuwere woningen, die vlak voor de oorlog waren gebouwd. Ik weet dat omdat ik zelf in zo’n huis, nabij het Majellapark, ben opgegroeid.

Ik herinner me de zwarte glanzende haard met micaruitjes waarachter de kolen gloeiden, die de kolenboer in een hok achterin de tuin had gestort. Zoals waarschijnlijk in elk gezin maakten wij als kinderen ruzie over wie er aan de beurt was om buiten in de kou de kolenkit te vullen.

Overigens was het de kunst om deze kachel ’s nachts niet uit te laten gaan. Daarvoor moest je met beleid de sintels oppoken en er nieuwe kolen bij scheppen. Maar het opwarmen duurde vaak te lang. Pas op school kwam je weer op temperatuur bij de grote zwarte potkachel die achterin de klas stond te loeien.

IJskoud was het ook in de slaapkamers. En zeker op de zolder waar mijn broer en ik sliepen. Daar zat het steekraampje in het niet geïsoleerde dakbeschot soms wekenlang vastgevroren. Eronder stond een tweepersoonsbed, afgedekt met een dikke gewatteerde deken om ons warm te houden. Maar toch gebeurde het regelmatig dat daar de volgende ochtend een witte rijplaag op lag. Bibberend wasten we ons daarna een verdieping lager met koud water bij de wastafel.

Net als veel anderen bewoonde ook ons gezin van zeven personen in de winter - om de stookkosten te beperken -  uitsluitend de achterkamer van circa 18 vierkante meter. Pas als de lente aanbrak, en de zon boven de huizenrij aan de overkant opdook, gingen de van glas-in loodramen voorziene tussendeuren naar de voorkamer open. Dan ook kon de paardendeken worden weggehaald die voor de openslaande deuren naar de tuin was gespannen om de kou tegen te houden.

Volgende deel: Verkrotten en slopen

(Wilt u reageren op deze serie artikelen, dat kan door een e-mail te sturen aan Nieuws030: reacties@nieuws030.nl)