Jos Bours (1946) richtte in 1977 met een groep toneelmakers het Stut Theater op, dat samen met bewoners uit Utrechtse wijken toneel maakte over wat er in de buurten leeft. In 'Utrechtse toe(n)standen' kijkt hij terug op die jaren en de ‘gewone mensen’ die hij tegenkwam. Soms verbaast hij zich over het verschil tussen toen en nu. Dan weer vraagt hij zich af of er eigenlijk wel iets is veranderd. 

Ze was van 1920, afkomstig uit een dorpje Kötzschau in de buurt van Leipzig. “Dat spreek je uit als Kutsau”, zei ze en dan lachte ze met kleine hoge hikjes.

Ilse. Ik verstond in het begin geen woord van wat ze zei in haar Duits-Utrechtse mengelmoestaaltje. We schrijven 1977, het jaar dat we ons allereerste toneelstuk maakten met bewoners van het Houtplein. Ilse was een van hen. Ze woonde op de Lijnweg, achter het Houtplein waar de sloop al was begonnen.

Ilse. Ze had al een heftig leven achter de rug en op dat moment woonde ze langs het spoor met haar kleindochter Ciska in een piepklein huis dat was volgestouwd met meubels, kussentjes en andere zaken die straks in het nieuwbouwhuis een definitieve plaats moesten krijgen. Ze had ook een vriend voor af en toe, Ali, een Turkse gastarbeider die bedachtzaam zwijgend zijn sigaretten rookte. Toen haar eerste man weer terugkwam en het vuur tussen hem en Ilse weer oplaaide, zei Ilse tegen Ali: “Ali, en nou moet je weggaan.” En Ali ging. Zo’n vrouw dus.

Ilse. Ik heb zelden iemand gekend die zich zo weinig aantrok van wat anderen van en over haar zeiden. Zo leefde ze ook. Maar ze had tegelijkertijd oor en oog voor haar omgeving. Daar bemoeide ze zich mee. Ze zat in het actiecomité. En zij was één van de sterren die met spel en uitstraling de harten van de toeschouwers won.

Ilse. Ze deed me denken aan Mutter Courage uit het gelijknamige toneelstuk van de Duitse dramaturg Bertolt Brecht, destijds mijn favoriete schrijver. Die ingeleefde manier van spelen en er tegelijkertijd met haar houding commentaar op geven, Brecht zou blij zijn geweest met zo’n actrice.

Ilse kende Brecht ook wel, “met die gekke liedjes van hem”. Of zei ze “kecke” liedjes? Dat wist je bij haar nooit. Maar je kon hele gesprekken voeren over de Duitse geschiedenis, de adellijke grootgrondbezitters die de arme boeren uitbuitten en dat ze Hitler van vlakbij had zien voorbijkomen.

Begin jaren tachtig nam ik haar mee naar de Amsterdamse Schouwburg, waar een toneelgezelschap uit de DDR een toneelstuk opvoerde van Heiner Müller. (Die Umsiedlerin oder das Leben auf dem Lande). Het stuk speelde in net zo’n Oostduits dorpje als “Kutsau” waar privébezit van boeren verplicht werd gecollectiviseerd door de communistische partij onder het motto: wij weten wat het beste voor u is. Precies als de Stichting Volkswoningen dus die de verhuurder was van het Houtplein, maar dan in het Duits.

De Amsterdamse Holland Festivalgangers vonden ons blijkbaar een zeer wonderlijk stel, getuige de blikken. Ilse en ik genoten daar juist van. Toen het stuk begon, zag ik haar vanaf minuut één helemaal opgaan in de taal en sfeer van haar jeugd. En de problematiek van het stuk. Er verscheen ook nog een prachtig trekpaard op het toneel. Op de terugweg hield ze niet op met vertellen over haar jeugd en familie.

Ilse. Ze was de ster van de toneelgroep Pijlsweerd. En wereldberoemd in Utrecht. Een keer ging ze mee met haar zoon, die in onderhandeling was over een flat, naar het spreekuur van de afdeling huisvesting. De ambtenaar daar veerde op uit zijn stoel. “O, Ilse uit het toneelstuk over het Houtplein! Wat leuk!”

Over Ilse is een roman geschreven door Fred Penninga: Ilse. Stichting Basispers Nieuwegein (ISBN 90-71138-03-8)

Ilse (in het midden) als actrice in het toneelstuk over het Houtplein. Foto: archief Bours