Utrechtse toe(n)standen is de rubriek van Jos Bours over de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw.    

In 1956 werkten er meer dan 2200 mensen op DEMKA. Het was een tijd dat het niet moeilijk was om aan werk te komen, het was juist een probleem om er vanaf te komen!

Een walser: Je wist dat het ongezond werk was, maar als je weg wilde, moest je maar zien dat je ontslag kreeg. In 1959 wilde ik weg. Ze zeiden: waar wil je beginnen? Ik had bij Werkspoor gesolliciteerd, maar ik dacht: dat vertel ik jullie niet. Werkspoor mocht geen personeel van DEMKA overnemen en andersom. Ik zei: “Ik heb een orgel gehuurd bij Perlee in Amsterdam, ik wil het eens gaan proberen met het centenbakkie.” Maar ze hebben nog drie maanden geweigerd mij ontslag te geven!

DEMKA zat te springen om mensen. Eerst werden er Hongaren, Polen en Duitsers gehaald vanwege hun vakkennis. Later kwamen de ongeschoolden: Italianen, Spanjaarden en later Turken en Marokkanen.

Een productiecontroleur (Italiaans): In mijn tijd konden buitenlanders overal terecht. Het was echt gezellig onder elkaar. Ook met de Hollandse jongens. Dus de buitenlanders hadden toen nog geen aparte plaats, nee. Later was dat wél zo. In 1966 werden er 1150 mensen ontslagen, toen werd het anders. Toen werd er meer met scheve ogen gekeken, vooral naar Turken en Marokkanen. Die vormden door hun taal en cultuur meer een aparte groep. Turken werden heel slecht behandeld. Dat heb ik zelf gezien. Als de directie iets gedaan moest hebben, zeiden ze: “Neem maar een Turk!” Net alsof ze zeiden: “Neem maar een slaaf.”

Het was nog een hele klus om Turkse ex-arbeiders te vinden die zich wilden laten interviewen. Ze waren niet gewend om open en vrij te praten over werk en werkomstandigheden. En als het dan toch lukte, durfden ze soms geen antwoord te geven. Dan vroegen ze schuchter: “Wordt dit soms op de televisie uitgezonden?” Doe je werk, verdien in zo kort mogelijke tijd zoveel mogelijk geld en stuur dat op naar huis, dat was de leidende gedachte. En houd je rustig! Ook als je onrechtvaardig wordt behandeld.

Poetser/bramer (Turks): DEMKA had een pension voor gastarbeiders. We betaalden elke maand 200 gulden voor slapen en eten dat werd gemaakt door een Turkse kok. We werkten dag en nacht, ook zaterdag en zondag. We dachten niet aan onze gezondheid. Veel verdienden we niet, maar als we in het weekend overwerkten hadden we het gevoel dat we veel verdienden. Maar die 150% voor overuren hebben wij nooit gekregen! We wisten dat niet, we kregen het gewone uurloon.

Poetser/bramer (Turks): In Turkije hoorde je dat hier moderne fabrieken waren met allemaal geautomatiseerde machines. Maar toen ik de fabriek voor de eerste keer binnenging… het was zo donker, het stonk en het was vies. Ik schrok. Ik dacht: hoe kan ik hier werken? De eerste maanden heb ik met een luchthamer in de poetserij gewerkt. Overal zand en stof. Je kon je collega soms niet zien staan. Na twee maanden begon ik te hoesten. Als je op de grond spuugde, dat was helemaal zwart. Daarna werd ik overgeplaatst naar de bramerij. ’s Ochtends begonnen we helemaal schoon te werken, ’s avonds zagen we er uit als mijnwerkers. Daar liepen allemaal buitenlanders en één of twee Hollanders. Maar die lieten zich net zo onderdrukken als de buitenlanders!

Een onderhoudsmonteur (Nederlands): En geen enkele Turkse jongen kwam in aanmerking om voorman te worden. Dat was duidelijk hun beleid: een buitenlander maakte geen promotie. Dat wist iedere buitenlander en wij wisten het ook. Het wordt niet hardop gezegd, maar er wordt zoveel niet hardop gezegd in deze wereld. En tóch is het waar! Wij zeiden: “Jullie moeten ze Nederlands leren.” Maar daar kregen ze geen vrij voor. Want ga jij maar eens in een drieploegendienst een cursus volgen. Dat betekent dat je die één keer in de drie weken moet laten lopen. En dat moesten ze dan zelf betalen.”

De fabriekssluiting was ook voor deze groep een bittere pil.

Een richter (Turks): “Ik heb 11 jaar gewerkt bij DEMKA. Ik heb mijn vrouw en kinderen laten overkomen want ik dacht: DEMKA is een zeker bedrijf, hier blijf ik wel werken. Een huurhuis was toen niet te krijgen, dus ik heb een huis gekocht. Met 900 gulden lasten per maand. Maar mijn inkomen ging terug van 1900 naar 1400 en ik ben nu 58 jaar. Dat is heel moeilijk. Ik schaam me. Als ik op straat loop, wijzen de mensen, dan zeggen ze: ‘Kijk, daar gaat weer zo’n werkloze Turk!”

Turkse arbeiders horen dat de fabriek gaat sluiten, 1983. Foto: Museum van Zuilen

Citaten en afbeeldingen komen uit het boek Sporen van Staal, Demka, het verhaal van de arbeiders door Jos Bours e.a. Uitgeverij van Himbergen, Utrecht 1987 ISBN 90-71073-02-5. Het boek is hier en daar nog antiquarisch verkrijgbaar.

Jos Bours (1946) richtte in 1977 met een groep toneelmakers het Stut Theater op, dat samen met bewoners uit Utrechtse wijken toneel maakte over wat er in de buurten leeft. In 'Utrechtse toe(n)standen' kijkt hij terug op die jaren en de ‘gewone mensen’ die hij tegenkwam. Soms verbaast hij zich over het verschil tussen toen en nu. Dan weer vraagt hij zich af of er eigenlijk wel iets is veranderd.