Utrechtse toe(n)standen is de rubriek van Jos Bours over de jaren zeventig, tachtig en negentig van de vorige eeuw.

“Jullie vinden het allemaal belangrijk dat jullie kinderen doorleren. Maar nu komt je kind thuis en zegt dat ie het helemaal zat is. Dat ie wil gaan werken. Geen zin meer in die klere-school!”

Het is 1996. We zijn met ouders uit allerhand Utrechtse wijken een toneelstuk aan het maken over opvoedingsproblemen. Turkse, Marokkaanse en Nederlandse ouders, ze hebben lang niet alles met elkaar gemeen, maar toch veel meer dan je van te voren zou denken.

“En het bijzondere is nu: jij speelt dat kind. Ja. Doe je eigen kind maar na: hoe zou hij/zij doen in zo’n situatie? Laat maar eens zien hoe zoiets gaat bij jullie thuis.”

Nou, dat is geen enkel probleem. Met verbazingwekkende graagte en openheid spelen de ouders hun kind na, met alle nukkigheid en grilligheid waarmee zij als opvoeders maar moeten zien om te gaan. Eerst de Nederlandse ouders:

Kind:                Ik gá niet meer! Ik ga niet meer naar die kloteschool!

Moeder:            Wat is er nou weer gebeurd?

Kind:                Hij moet altijd mij hebben

Moeder:           O ja. Dat zal wel. Vertel op: wat is er gebeurd?

Kind                 Ach mens, bemoei je er niet mee!

Moeder:           Ik dacht toch van wel. Wat is er gebeurd?

Kind                 Gaat je geen flikker an.

Moeder             Die leraar heb een hekel aan je?

Kind                 Altijd moet ie mij hebben. Hebben de anderen het gedaan, moet ik de                             gang op

Moeder             Zal ik eens met hem gaan praten?

Kind                 Nee, ik hou ermee op. Ik gaat bij Albert Heyn werken. Dat gezeik altijd!

Moeder:            Geen sprake van! Dan gaan we een andere school zoeken. Waar je het wél naar je zin hebt. Denk aan mij: ik ben ook veel te vroeg gaan werken. Ik was net als jij. "Ik heb gewoon geen zin meer, hoor". En nou moet ik elke avond studeren dat me kop uit mekaar knalt om dat verrotte middenstandsdiplo­ma te halen. Je weet hoe het is: geen diploma, geen leuk werk! Je hebt geen keus, meid. Enne… ik praat er wel met pappa over. In godsnaam, laat mij dat maar doen. Anders heb ik er nóg een lastig kind bij.

Feryal vraagt het woord. “Bij mij gaat dat anders dan bij Hollandse pappa en mamma.”

Marlies nodigt haar uit om dat aan ons te laten zien. Feryal speelt een heel andere zoon. Eerst zwijgend, in zichzelf, nors, na lang aandringen zacht en afwerend pratend. Maar… hij zegt wél u tegen zijn ouders.

Zoon:               Ik wil niet met pappa praten, want die begint altijd meteen te                                         schreeuwen.

Moeder:           Ja sorry jongen, jouw vader is typisch Turkse man. Jij praat beter met mij.

Zoon:               Nee mamma, want u zegt altijd meteen wat ik moet doen!

Turkse jongens uit Lombok, tachtiger jaren.

Maar is het verschil met de andere ouders nou echt zo groot? Voor Nederlandse ouders is de vraag: hoe moet ik omgaan met mijn kind? Streng, met heldere regels en straffende hand bij overtredingen, zoals mijn eigen ouders het deden? Of moet ik praten, onderhandelen zoals het in opvoedingstijdschriften wordt gepropageerd: een ouder moet een vriend zijn voor het kind. Maar hoe doe je dat in godsnaam als je zelf zo niet bent opgevoed?

Opvallend was dat de Turkse moeders en vaders de Nederlandse ouders zelfs zagen als een voorbeeld

“Onze kinderen zijn te vrij, bij Nederlandse ouders is meer discipli­ne. Kleine kinderen mogen bij ons teveel, wij zijn veel warmer met kleine kinderen dan Nederlan­ders. Maar in de puberteit mogen die opeens niks meer. Ik zeg: laat de kinderen in de puberteit niet alleen! Dat ze de problemen zelf moeten oplossen, blijf met hen in contact als ouders! Turkse ouders leggen hoge verwachtingen op hun kinderen : ze moeten minstens arts of advocaat worden, dus gymnasium halen. Vaders praten niet, ze zeggen: zo moet het. Nederland­se ouders houden hun kind beter in de gaten, zijn er meer mee bezig. Ze praten met hun kinderen. Ik zeg vaker tegen mijn man: jij moet ook praten met je zoon. Dan zegt hij: hoe moet ik dat doen? Ik zeg: ga naar boven, klop op de deur, vraag of je binnen mag komen. Hij zegt: maar hij is huiswerk aan het maken. Dan zeg ik: zeg dan dat je over een half uur terugkomt."

Zo keken Turkse ouders dus naar Nederlandse. Maar toch vraag ik me af: zou een Nederlandse vader dan écht zoveel makkelijker praten met zijn zoon?

-

 - Er is een boek met een uitgebreide beschrijving van het hele werkproces: Tranen in de regen, hier en daar nog via internet verkrijgbaar.