Utrechtse toe(n)standen is de rubriek van Jos Bours over de jaren zeventig, tachtig en negentig van de vorige eeuw.

Vandaag ga ik weer terug naar begin jaren negentig, naar Kanaleneiland. Daar waren toen grote problemen met losgeslagen kinderen op wie niemand meer grip leek te hebben. De tijden waren veranderd, de optimistische verwachting die het verhaal over Aziz in de vorige column misschien wekte, leek verdwenen. De kranten stonden begin jaren negentig vol met dit soort verhalen:

In buurthuis Galecop op de Van Peltlaan kwamen begin jaren negentig vrouwen van verschillende nationaliteiten wekelijks bij elkaar om - onder begeleiding van opbouwwerkster Antoinette Arts - die problemen te bespreken en aan te pakken. Marlies vroeg of er vrouwen in de groep waren die het zouden aandurven op het toneel te laten zien wat er allemaal speelde in de wijk. Maar liefst negen dappere vrouwen zeiden daar ja op: vier Nederlandse, vier Turkse vrouwen en een Marokkaanse.

Marlies Hautvast

Marlies: “Nou, de Marokkaanse vrouw kwam na de eerste keer niet meer omdat ze niet mocht van haar man. Dat is ongelooflijk, maar het kwam me bekend voor. Ik had in de zeventiger en tachtiger jaren de strijd meegemaakt die ‘Nederlandse’ vrouwen in de wijken leverden voor verandering. Die mochten dan wel naar naailes of werken als schoonmaakster om extra geld in te brengen. Maar iets puur voor zichzelf, hun eigen ontwikkeling, dat vonden hún mannen ook helemaal niks. (‘Zie mijn column http://www.nieuws030.nl/hist030rie/utrechtse-toe-n-standen-die-lesbische-feministenclub/’) Langzaam maar zeker was dat toch veranderd. Begin jaren negentig zag je dat de Nederlandse vrouwen écht iets hadden bereikt thuis- ze gingen in ieder geval met minder schuldgevoel de confrontatie aan. Voor die Marokkaanse vrouw was de weg nog lang.

Ik begon bewust niet bij de oordelen en meningen over elkaar, ik zocht juist naar wat vrouwen bindt. Waar maakten ze zich druk over? De kinderen, de school, de straat, problemen met de mannen, de wereld binnen- en buitenshuis. Daarover liet ik ze vertellen. Ze gaan dan naar elkaars ervaringen luisteren en dan weet je dat ze heel veel bij elkaar zullen herkennen.

Turkse vrouwen begin jaren negentig. Foto: archiefEr viel mij meteen een aantal dingen op. De Turkse vrouwen waren onderling heel open over seks. Juist waar Nederlandse vrouwen niet zo gemakkelijk over praatten. Die zaten af en toe met hun oren te klapperen als ze hoorden hoe ongegeneerd de Turkse vrouwen alles bij naam noemden. Dat was verrassend, juist omdat je het precies andersom zou verwachten. Ze hadden onderling geen taboes, ook niet als het ging over hoe je de meeste vreugde kon beleven aan je lijf. “Ja”, zeiden ze dan, “de Koran zegt dat je moet genieten van je lichaam!” Nou, zoiets heb ik in mijn Limburgse jeugd in de kerk écht nooit horen verkondigen, integendeel!

Wat me ook opviel, was dat wereld van vrouwen en mannen zo gescheiden is. Vrouwen steunen elkaar en delen problemen en verdriet. Maar als een Nederlandse vrouw genoeg heeft van d’r kerel, kan ze zeggen: “Nou, ik ga pleite! Hij bekijkt het maar! Daag!”

Dat lag bij Turkse vrouwen heel anders. Die zeiden: de vrouwenvogel maakt het nest. Dat betekent: je deelt je problemen en verdriet met de andere vrouwen, maar je blijft in het nest, je gaat niet bij man en kinderen weg. Het feit dat ze dat allemaal moeten meemaken, gezamenlijk dat lot moeten dragen en lijden, is juist een argument om bij hem te blijven. Dat ken ik dan weer wél vanuit mijn Limburgse achtergrond.

Er viel me nóg iets op. Buitenlandse vrouwen waren onderling, binnen de eigen vrouwenwereld, dan wel veel opener, maar tegelijkertijd hadden ze soms ook naar elkaar een sterk veroordelende houding. Als een vrouw zich te veel ‘buiten liet zien’, zich opmaakte bijvoorbeeld, dan was de reactie heel normerend: dat hoort niet en is slecht. Haram! Maar er waren ook Turkse vrouwen die zich daarvan vrij hebben kunnen maken. Marokkaanse vrouwen werden nog harder teruggefloten, niet alleen door de mannen maar ook door andere vrouwen. En zij onderwierpen zich daaraan. Bij de tweede en derde generatie ligt dat al weer iets anders. Alhoewel dat soms ook maar betrekkelijk is, hebben we later ontdekt.”

Volgende week: ongewilde ontmoetingen op Kanaleneiland.