Op vrijdag 29 april komt een boek uit van historisch onderzoeker Jim Terlingen over de Joodse Raad van Utrecht. In dit artikel licht hij een tipje van een sluier op (er zijn er meerdere).
       

Door Jim Terlingen - Afgelopen week verscheen er een dik boek over de Joodse Raad, 'De politiek van het kleinste kwaad' van de Leidse historicus en Libris Geschiedenisprijs-winnaar Bart van der Boom.

De Joodse Raad was een orgaan met vele afdelingen dat tijdens de Tweede Wereldoorlog in opdracht van de Duitsers is ingesteld. De bezetter wilde één aanspreekpunt voor de joden in Nederland. Dat paste in hun beleid de groep te isoleren in de Nederlandse maatschappij.

Van der Boom probeert in zijn boek te begrijpen hoe goede bedoelingen van deze instelling - waarvan de leiding bestaat uit vooraanstaande joden in Nederland - de weg naar de ondergang plaveiden.

Nieuwe feiten ben ik in deze publicatie niet echt tegengekomen, maar wel is er een verfrissend mild oordeel te lezen. Van der Boom verplaatst het perspectief naar de tijd waarin het grote drama zich afspeelt. En dus oordeelt hij niet achteraf, zoals vaak wordt gedaan. Dat spreekt me aan. Probeer je alleen maar eens voor te stellen welke dreiging alle joodse inwoners van dit land toen hebben gevoeld. En bedenk daarbij hoe angst het handelen van een mens beinvloedt.

Het boek van Van der Boom

De historicus was deze week te gast bij het NOS-Radio1-programma Met het Oog op Morgen. In gesprek met presentator Herman van der Zandt legt hij onder meer uit wat de Joodse Raad was:
   

De Joodse Raad is in februari 1941 opgericht op last van de Duitse bezetter. Die wilde een soort doorgeefluik voor opdrachten en bevelen. En ze wilden de joden zoveel mogelijk isoleren van de rest van de maatschappij.

Dus om de joden ontstaat een soort denkbeeldige muur en de Joodse Raad is het enige luik in die muur, de enige plek van contact tussen joden en niet-joden. Daarvoor hebben ze dus de Joodse Raad opgericht. Een soort mini-regering van de joden in Nederland tijdens de bezetting.

-  In 1941 opgericht en dat duurt tot? (Herman vd. Z.)

Tot september 1943. Dan vertrekt, zoals ze dat toen zeiden, 'de laatste trein'. En daarin zaten ook de voorzitters van de Joodse Raad. En daarna waren, behalve de onderduikers, alle joden uit Nederland weggevoerd.
    

Let in het bijzonder eens op de laatste zin. Of beter: let er niet op, want hij is onjuist.

Even los van de discussie over wat nu precies een 'jood' is en hoe de nazi's dat zagen, én dat in Westerbork tot aan de bevrijding ook nog joden zaten (die dus niet zijn weggevoerd), was er in Utrecht iets heel opmerkelijks aan de hand. Over dit amper opgemerkte verhaal (en over veel meer) schrijf ik in mijn boek 'De Joodse Raad van Utrecht'.

Utrecht
In Utrecht zijn twee mannen van de Utrechtse afdeling van de Joodse Raad in april 1943 vrijgesteld van deportatie, terwijl de rest weg moet. Het zijn advocaat Alex de Haas (voorzitter JR in Utrecht) en ondernemer Frits Elzas (die goede contacten heeft met de jodenjagers binnen de Utrechtse politie en zo nog wat kon regelen voor joden). Ze mogen nog een poos de lopende zaken afhandelen en de belangen vertegenwoordigen van de gemengd-gehuwde joden.

Ook de secretaris van de joodse gemeente in Utrecht, Jo van Gelder, kan op dat moment in Utrecht blijven. Hij wordt aangesteld als beheerder van de joodse begraafplaats (de oorspronkelijke beheerder was een niet-jood) en krijgt daarom een vrijstelling.

Als zelfs de landelijke leiding van de Joodse Raad in september 1943 naar Westerbork wordt vervoerd, blijft De Haas wonen aan de Hamburgerstraat, Elzas op het Oudkerkhof en Van Gelder op de Springweg. Een unieke situatie in Nederland. Dat lijkt Van der Boom niet te weten.

Ik heb in mijn onderzoek hieromtrent allerlei feiten achterhaald - lees dat boek! - , maar ik wil hier open kaart spelen: het ultieme antwoord waarom zij toen met rust zijn gelaten, heb ik niet gevonden.

Alex de Haas in 1949. Foto: krantenarchief Delpher

Hoe ging het verder met ze?
Eind augustus 1944 wordt de dan 30-jarige Frits Elzas dan toch op zijn adres opgehaald. Hij moet via doorgangskamp Westerbork naar Oost-Europa en bezwijkt daar later dat jaar nog in een ziekenhuis.

Jo van Gelder heeft de pech dat hij in Utrecht wordt gepakt op zaterdag 7 oktober 1944 tijdens de grote razzia in onze stad in het kader van de arbeitseinsatz. Als ze later ontdekken dat hij een jood is, wordt hij in Oost-Nederland vastgezet. Hij maakt daar de bevrijding mee.

Alex de Haas blijft tot aan de bevrijding bovengronds in Utrecht. Hij is meerdere keren zonder verplichte jodenster op straat gesignaleerd. 

 
Tot zover deze glimp van mijn boek. Om 358 pagina's samen te vatten in een internetartikel is ondoenlijk. Het boek is naar mijn niet-objectieve mening een bijdrage aan de Utrechtse geschiedschrijving met onder meer nog niet eerder gemelde feiten en nog niet eerder gepubliceerde dagboekfragmenten, getuigenissen en foto's.

Graag verwijs ik u naar mijn website voor meer informatie