Biem Lap, gids van Kerken Kijken Utrecht in de Jacobikerk, dook in de historie van de kanonskogels die in 1576 vanaf kasteel Vredenburg op de stad werden afgevuurd. Hij maakte er een serie artikelen over, vandaag deel 6: Schade aan de Jacobikerk...

Op de Jacobikerk herinnert nog altijd een tekst aan de beschietingen van 1576. De tekst luidt:

Anno 1576 hebben min die Spaengers van  Vreborch leet gedaen. Godt versacht dat ick bleef staen.

(Anno 1576 hebben de Spanjaarden van Vredenborch mij leed gedaan, God zorgde ervoor dat ik bleef staan.)

Foto: Hans Baars

De tekst is in 1577 aangebracht door de kerkmeesters om God te danken dat de toren ondanks de schade bleef staan. Vanaf het Jacobskerkhof is de tekst op een blinde nis van de toren nog steeds waar te nemen.

De architect Th. Haakma Wagenaar deed onderzoek naar de beschadigingen aan de Jacobikerk en schreef hierover in de paragraaf Beschadiging door Vredenburg in zijn onderzoekverslag naar de geschiedenis en bouw van de Jacobikerk[1]:

Op 21 december 1576 werd de zuidwesthoek van zijbeuk en achterkerk zwaar beschadigd door de neervallende brokken muurwerk, welke ten gevolge van de beschieting door de Spanjaarden van Vredenburg, uit de toren zijn losgebeukt en door de daken en gewelven stortten.

Liet het kerkbestuur na de beeldenstorm direct reparaties uitvoeren en voor het hoogkoor zelfs een geheel nieuw koperen koorhek vervaardigen, in 1577 was de burgerij zozeer financieel aangetast door de muitende bezetting van het kasteel en door de catastrofale verwoestingen in de stad, en wel bepaald in de parochie van St. Jacob, dat aan het herstellen van de ingestorte gewelven niet viel te denken.

Van de toren werden dadelijk de zwaar beschadigde muurvelden aan de zuidwesthoek hersteld door nieuw werk in baksteen, want tufsteen was nergens meer verkrijgbaar. De gotische blinde traceringen in de toren werden door eigentijdse vormen vervangen en de balustrade werd in oude vorm hersteld, een achttal stenen kogels werd in de torenwand gemetseld[2] en aan de zuidzijde het bekende opschrift aangebracht.

Van Riemsdijk noemt in zijn standaardwerk over de Jacobikerk hetzelfde opschrift[3]:

De toren was van een trans voorzien, die den Utrechtschen burgers goed te stade kwam, toen zij van daaruit met hun geschut de Spanjaarden op het slot Vredenburg in 1576 bestookten. De laatsten lieten dit niet onbeantwoord, maar hoe hevig ook de toren  door het vijandelijk geschut geteisterd werd, bleef deze in zijn geheel blijkens het opschrift, dat met eenige kogels aan de zuidzijde van de toren is ingemetseld: Anno 1576 hebben min die Spaengers van Vreborch leet gedaen. Godt versacht dat ick bleef staen.

De toren en de spits van de Jacobikerk waren niet geheel kapot geschoten, maar er was wel grote schade aangericht. De toren van de Jacobikerk is ingebouwd in de kerk en de brokstukken van de toren vielen door het dak en de gewelven in de zuidwesthoek van de kerk. Ook een deel van het dak en van de gewelven van de achterkerk werd in puin geschoten.

Van Hulzen citeert in zijn boek Utrecht in opstand een gedichtje uit die tijd: “St. Jacobstoren was als een riet, men ziet de klokken al.” Je zou kunnen zeggen dat de toren trilde als een rietje en dat je van buitenaf de klokken kon zien hangen. De grote Salvatorklok in de Jacobikerk is ook geraakt bij de beschieting. Nog steeds is de bres zichtbaar op de rand van de klok.

Het is zeer ironisch dat de hoge spits van de toren hersteld werd met hout dat vrijkwam bij de sloop van kasteel Vredenburg. Helaas heeft die spits maar iets minder dan honderd jaar op de toren gestaan. De zware donderstorm van 1674 blies de spits eraf en die stortte neer door het dak en de nog aanwezige stukken gewelf van dezelfde zuidwesthoek van de kerk. De gewelven zijn nooit in oude staat teruggebracht en het is waarschijnlijk dat de zwart-wit beschilderde houten balkenzoldering, die nu dit deel van de kerk siert, pas na de storm van 1674 is aangebracht

In het midden van de 19e eeuw kreeg de toren een ander uiterlijk. In het kader daarvan werden tekeningen gemaakt van de bestaande situatie, een door de architect Van Maurik uit 1844 en een andere van de technisch tekenaar Van Straaten, uit 1842 – 1843.

De tekening van architect Van Maurik uit 1844. Foto: HUA

De restauratie werd uitgevoerd naar het ontwerp van Van Maurik in 1845. De toren kreeg een plat dak. Maar waar het bij deze tekeningen om gaat, is dat beide tekenaars vier kogels in de zuidmuur van de toren tekenden op precies dezelfde plekken rond de door de kerkmeesters aangebrachte tekst en één aan de zuidwest kant van de toren. De kogels hebben deze restauratie overleefd. Struick schreef in zijn 'Utrecht door de eeuwen heen': “De stenen kanonskogels waren tot aan de jongste restauratie ingemetseld in de Jacobitoren als een aandenken.

De jongste restauratie van de toren vond plaats tussen 1942 en 1953 onder leiding van de architect Briët. Th. Haakma Wagenaar heeft toen geprobeerd om Briët er toe te bewegen om de kogels weer als aandenken in de toren te metselen. De toren is tijdens die restauratie weer geheel met tufsteen bekleed en Briët vond dat hij een gave toren wilde achterlaten en dus werden de kogels niet meer ingemetseld.[4]

Ik vind dat jammer dat die historische gebeurtenis niet meer door kogels herinnerd wordt, maar gelukkig is het bijzondere opschrift dat de kerkmeesters in 1577 lieten aanbrengen op de toren nog zichtbaar. Duifhuis, de hervormer van Utrecht was toen pastoor in de Jacobikerk. Misschien heeft hij er de hand in gehad dat het opschrift op de toren is aangebracht.

In de Duifhuiszaal van de Jacobikerk hangt een schilderij van de Jacobikerk waarop de kogels te zien zijn. Het draagt een duidelijke signatuur. Ferdinand Helder heeft het gemaakt. Een schilder waar ik verder niets van weet en het is ook onbekend wanneer het schilderij - dat niet van grote kwaliteit is - is gemaakt, maar het zal van vóór 1953 zijn geweest.

De Jacobikerk (vóór 1953) van de schilder Ferdinand Helder. Foto: B. Lap

De kogels op dit schilderij zien er wit uit, misschien heeft de schilder daarmee proberen te zeggen dat ze glansden. De proporties lijken ook anders dan op het schilderij van Ouwater (zie bovenaan het artikel) dat vanuit een andere hoek geschilderd is. Op het schilderij van Helder zijn twee kogels op de westwand van de toren te zien.

Nog even terug naar Ferdinand Helder zelf. Korneel Aschman vond in de Volkskrant van 9 juni 1962 een berichtje met een lijst van exposities in Utrecht. Werken van Ferdinand Helder stonden in die lijst en waar exposeerde hij in die jaren? Jawel, in de kunsthandel De Jacobitoren en die was gevestigd in de 17e eeuwse huisjes die tegen de westgevel van de Jacobikerk staan. In de jaren vijftig werden de huisjes niet meer bewoond en waren er winkeltjes en een galerie in gevestigd.

Morgen: Schade aan de Pieterskerk...

[1] Th. Haakma Wagenaar, Geschiedenis van de bouw en restauratie van de Jacobikerk

Gepubliceerd in: Jaarverslagen van de restauratie van vijf hervormde kerken in de' binnenstad van Utrecht’ Utrecht, 1975 1976 (nr. 4). Blz. 9

[2] Deze traceringen zijn evenals de stenen kogels bij de laatste torenrestauratie niet gehandhaafd.

[3] Jhr. Mr. Th.H.F. van Riemsdijk, Geschiedenis van de van de kerspelkerk van St. Jacob te Utrecht.1882 pag. 8

[4] Mededeling van de heer F. Kipp. Oud-bouwhistoricus van de afdeling erfgoed van de gemeente Utrecht.