Jeroen Wielaert - Oog in oog met Willem van Oranje. Koning Willem-Alexander liep donderdagmiddag recht op het doek af met het portret van de vader des vaderlands. 'Ah, die kennen we!' zei hij met een grijns en liep snel door, er was waarachtig meer te zien in de tentoonstelling Ode aan Antwerpen in Museum Catharijneconvent.

Als historicus en kenner van de familiegeschiedenis moet Willem-Alexander weet hebben van de mislukte moordaanslag op Willem van Oranje, 18 maart 1582 in het kasteel in Antwerpen. Boeiender vond hij het om in Utrecht te worden bijgepraat over het gegeven dat de Hollandse Gouden Eeuw was begonnen in Antwerpen.

Koning Willem-Alexander en conservator Micha Leeflang op de expositie Ode aan Antwerpen. Foto: Menno Ridderhof/Catharijneconvent

Antwerpen was in de zestiende eeuw een van de belangrijkste havensteden ter wereld. Er woonden bijna 100.000 mensen. De grote welvaart zorgde voor grote bloei van de schilderkunst. Rijke handelslieden pronkten graag met (vaak religieuze) doeken, kant en klaar geschilderd. Ze brachten kleur in de huiskamers, benadrukten hoe goed het leven was in Antwerpen, de kosmopolitische place to be. 'Kunst is graag bij rijkdom', schreef kunstbiograaf Karel van Mander in zijn Schilder-boeck uit 1604.

Geld schiep nieuwe genres: landschappen, markttaferelen, het dagelijks leven – heel aards.

Het is te zien op een van de eerste doeken van de expositie: een treffend beeld van de kade aan de Schelde, met het kranenhoofd en de werfpoort. Een fel realistisch, kleurrijk schilderij van Sebastiaan Vranckx. Het wemelt er van de mensen, mannen, vrouwen, schippers, sjouwers.

Johannes Blaeu, Kaart van Antwerpen, 1649.

Amsterdam stak er pover bij af. Er woonden 10.000 mensen. Het was een havenstadje zonder faam. Dat veranderde door de Tachtigjarige Oorlog, begonnen in 1568 als opstand tegen de Spanjaarden en uitmondend in een laaglandse burgeroorlog met grote economische en religieuze lading.

In 1585 zagen de rijke protestantse kooplieden en de intelligentsia zich na de Val van Antwerpen gedwongen om uit te wijken naar het vrije, protestantse noorden. Het was bekeren, of vertrekken. Met Vlaanderen bleef Antwerpen gebukt onder Spaanse overheersing en dus katholiek. De Schelde werd geblokkeerd door de noordelijke revolutionairen. Het was de doodsteek voor Antwerpen als economisch hart. Dat havenstadje aan de Zuiderzee was de beste bestemming.

De migratiegolf had grote gevolgen. Het was een ware braindrain. Amsterdam werd het nieuwe Antwerpen. In de dynamiek die daar ontstond deelden de schilders mee. Al bleven er genoeg in Antwerpen, werden katholiek en namen opdrachten aan van de kerk.

De golf uit Antwerpen ging grotendeels langs Utrecht heen. De Domstad verloor zijn betekenis als belangrijk Rooms bolwerk, maar Antwerpse protestanten vonden Utrecht toch nog te katholiek. Er was ook geen haven, dus geen handel. Toch vestigden gevluchte kunstenaars zich in Utrecht, zoals Adam Willaerts en Roelant Savery.

Uitgerekend Utrecht is nu de plaats om die transitie van Antwerpen naar Amsterdam grootscheeps te ontvouwen. Het religieuze aspect weegt voor Museum Catharijne Convent uiteraard zwaar. Het is een mooie aanleiding om het goede oude Antwerpen te vieren met een een tentoonstelling. Er is ook veel belangstelling in de Vlaamse media.

De beroemde Nederlandse schilderkunst uit de 17de eeuw had niet kunnen bestaan zonder de 16de- eeuwse schilderkunst uit Antwerpen. Dat gegeven is de basis van de Ode, met alle aandacht voor de periode van de Beeldenstorm van 1566 tot die Val van Antwerpen, de definitieve scheiding van Noordelijk en Zuidelijk Nederland, het begin van de latere naties.

Conservator Micha Leeflang liep al tien jaar met de plannen rond. Ze heeft een grote voorliefde voor de Antwerpse schilderkunst uit de 16de eeuw. In 2007 promoveerde ze op Joos van Cleve. Een tentoonstelling bleek vrij ingewikkeld. Dat veranderde door samenwerking met The Phoebus Foundation uit Antwerpen, een stichting met een hoogst belangwekkende verzameling doeken uit die essentiële periode. Toen Leeflang ze in hun rekken zag hangen barstte ze in tranen uit – kind in een snoepwinkel. Wat een pracht om in Utrecht tentoon te stellen. Meesterwerken van Joos van Cleve, Pieter Aertsen, Frans Hals, Jan Steen, gecombineerd met de Bijbelse schilderkunst uit de eigen Utrechtse collectie, inclusief die ene Rembrandt, de Doop van de Kamerling.

Rembrandt, de Doop van de Kamerling. Foto: Catharijneconvent

Dit soort exposities is vooral zo bijzonder, omdat het meer laat zien dan de overbekende stukken. Wat dat betreft is het interessanter dan een blockbuster rond de aanbeden Vermeer. Ode aan Antwerpen geeft veel verdieping met al dat werk dat in Antwerpen begon als overgang van genres en onderwerpen. Ze lieten de religieuze thema's niet helemaal los, integendeel. Frappant om te zien hoe de Antwerpse nouveau riche zich liet schilderen in een opstelling met Bijbelse grootheden.

Rond de tentoonstelling is een uitgebreid randprogramma georganiseerd. Een keuze uit veel meer: met Gilde Utrecht gaat het terug in de tijd op de Gildewandeling 'Ode aan Antwerpen'. Op zondag 21 mei is er een interview met Michael Pye, de Amerikaanse bestsellerauteur van onder andere Antwerpen, De gloriejaren.

Zaal in Catharijneconvent. Foto: Ton van den Berg