Louis Engelman - Bij lezing van het in boekvorm uitgegeven essay ‘omstreden plannen, onderschatte burgers’ van Frans Soeterbroek over gevaren bij de ontwikkeling van binnenstedelijke bouwprojecten, moest ik telkens denken aan de bewoners van de Croeselaan en de omwonenden van het Rachmaninoffplantsoen.

De eerste groep raakt haar sociale huurhuizen kwijt om plaats te maken voor een parkje ten behoeve van de grootschalige bouw in het Jaarbeurskwartier. De bewoners rondom het plantsoen in de wijk Welgelegen werden opgeschrikt door een plan voor een 70 meter hoge flat met 140 appartementen op hun parkeerplaats.

Woning aan de Croeselaan. Foto: archief

Beide voorbeelden lijken het perfecte bewijs voor de stelling van de Utrechtse socioloog en organisatiedeskundige dat de binnenstedelijke gebiedsontwikkeling en verdichting afkoerst op een legitimiteitscrisis. Volgens hem herkennen de stadsbewoners te weinig de belofte dat dit beleid een betere buurt en een stad met een duurzame toekomst oplevert. Omdat er niet goed met hun belangen wordt omgegaan en hun niet de mogelijkheid wordt geboden mee te sturen.

‘Ze voelen zich niet vertrouwd en gooien de kont tegen de krib’, stelt hij. ‘Het gedoe wat dit oplevert wordt al snel afgedaan als NIMBY-gedrag (Not In My Back Yard).’ Die houding veroorzaakt de overheid, meent Soeterbroek, echter in grote mate zelf door angst voor de burger.
‘Zo komen we in een vicieuze cirkel van gedoe, onvrede en nog erger: een afkalvend vertrouwen in de politiek. Ik zie helaas bestuurders en ambtenaren die dit proces voeden en zich tegen de kritische burger afzetten. Ook zijn er velen die wel weten dat het anders moet, maar niet hoe. Ze komen niet veel verder dan ‘beter luisteren’ en ‘ruimte bieden binnen kaders’, maar maken zelden een analyse van zaken waaraan het echt schort.’

In zijn essay biedt Soeterbroek handvatten voor de overgang van vrijblijvende participatie naar echte betrokkenheid. Hij waarschuwt ervoor dat de invoering van de Omgevingswet in 2023 een grote wissel zal trekken op de relatie overheid-burger. ‘Extra reden om volop in te zetten op de democratisering van het omgevingsbeleid.’

Wanneer burgers zich door plannen van de overheid en de markt overvallen voelen, als mogelijke negatieve effecten worden verzwegen of gebagatelliseerd en de ruimte om nog invloed uit te oefenen gering is, ziet Soeterbroek vaak een defensieve reflex optreden. Maar achter die boosheid, weet hij, schuilt een grote kracht. ‘Bewoners zijn vaak de beste zorgdragers voor ons erfgoed, ambassadeurs van een gezond leven, motoren achter lokale gemeenschappen en bewakers van de draagkracht van hun leefomgeving.’

Het bewijs daarvoor leverden begin dit jaar de inwoners van de wijk Welgelegen. Zij verzetten zich tegen de opgedrongen appartementenflat, maar wezen nieuwe hoogbouw in hun omgeving niet af. Zelfs kwamen ze met voorstellen om op andere plekken dan de parkeerplaats te onderzoeken of woningbouw mogelijk zou zijn.

Soeterbroek juicht dat toe, maar ziet na de invoering van de Omgevingswet ook grote gevaren opdoemen voor de inbreng van burgers. Die wet zet namelijk in op een brede definitie van belanghebbenden waarop de participatie zich zou moeten richten. Wat daarbij volgens hem volstrekt wordt onderschat is dat er dan een zeer onevenwichtig speelveld ontstaat. ‘Niet alleen wordt de inbreng van (kritische) bewoners sterk verdund, ook leggen de plannenmakers een buffer rond hun eigen belang om hun voornemens ongeschonden te kunnen uitvoeren.’

Volgens de Utrechtse deskundige in ruimtelijke ordening overheerst zeker bij verdichtingsoperaties het idee dat die te complex zijn om bewoners echt invloed te geven. De meeste planprocedures die steden gebruiken, zegt hij, dragen sterk bij aan de ongelijke posities. ‘Gemeente en markt zijn de regisseurs, de bewoners mogen ergens zonder veel invloed in het proces deelnemen.

Soeterbroek neemt daarbij de ontwikkeling in de Merwedekanaalzone als voorbeeld. Maar het pijnlijke en feitelijk schaamteloze besluit om enkele tientallen nog geschikte sociale huurwoningen aan de Croeselaan te slopen ten behoeve van de bouw van appartementen in het Jaarbeurskwartier is een nog pregnantere illustratie van een dergelijk beleid.

Het grootste pijnpunt voor bewoners, denkt Soeterbroek, is de macht van de ontwikkelende marktpartijen, waarbij het er soms op lijkt dat de overheid hun belangen hoger aanslaat dan die van de eigen burgers. ‘Voor hen staat de deur open om zelf met initiatieven te komen, en met hen wordt lang gesleuteld aan de plannen voordat deze naar buiten worden gebracht. Zij krijgen dingen gedaan die geen burger voor elkaar krijgt, zoals vastgoed en grond voor een koopje en aanpassing van het bestemmingsplan om hun initiatief mogelijk te maken.’

Ook bij dit betoog dringt zich de recente geschiedenis van de Rachmaninoff-flat op. De bewoners waren al geruime tijd in onderhandeling met de gemeente over de invulling van het parkeerbeleid toen geheel onverwacht het plan voor de appartemententoren werd gedropt. Met instemming van de betrokken wethouders mocht onderzocht worden of de bouw ervan op het betrokken parkeerterrein haalbaar zou zijn. Het is een typerend voorbeeld van wat Soeterbroek het leunen noemt van overheden op projectontwikkelaars, vastgoedbedrijven en hun financiers als banken en institutionele beleggers.

Over deze kwestie zegt hij: ‘Het is nogal verontrustend dat een gemeentebestuur zo gemakkelijk achter de schermen deals met ontwikkelaars sluit over de publieke ruimte en zich vervolgens niet verantwoordelijk voelt voor communicatie met de eigen burgers.’

Een andere reden waarom de publieke zaak volgens hem zo sterk wordt besmet door de commercie is de grondpolitiek. Gemeenten verkopen hun grond steeds vaker voor een prijs die wordt berekend op basis van de te verwachte marktwaarde. ‘De perverse prikkel die daarin zit, is dat de gemeente veel kan verdienen met verdichting en met de verkoop aan commerciële partijen die er veel huur- en dure koopwoningen op kunnen realiseren. Daarom verkopen gemeentelijke grondbedrijven vaak liever aan hen dan bijvoorbeeld aan woningcoöperaties, omdat dat in de grondprijsberekening minder oplevert.’

Soeterbroek verwijst daarbij naar het programma Hollandse Zaken dat op basis van de gegevens van de Utrechtse journalist Cees Grimbergen berekende dat Utrecht met deze methode alleen al in de Merwedekanaalzone 100 miljoen euro kan verdienen aan de grondverkoop. Hij stelt dat vaak niet goed zichtbaar is wat er met dit geld genbeurt. ‘In ieder geval wordt het niet rechtstreeks aangewend om betaalbaar wonen te verzekeren.’

Volgens Soeterbroek moet de ondoorzichtige wereld van grond en vastgoed transparanter worden en moeten de winsten die zowel de markt als de overheid er realiseert zichtbaar terugvloeien naar de gemeenschap, in de vorm van betaalbaar wonen en voorzieningen voor de buurt.

In zijn essay doet hij concrete voorstellen over hoe burgers meer invloed kunnen uitoefenen op het gemeentelijke beleid. Te beginnen met een omkering van het proces. De professionals moeten, stelt hij, achter hun bureau vandaan komen en fysiek gaan werken op de plek die op de nominatie staat aangepakt te worden. Zo zou ‘het stadhuis in de buurt’ gecreëerd kunnen worden, of geïmproviseerde ‘werk-ateliers’ waar de verdichtingsplannen moeten worden uitgevoerd.

Ook bekritiseert hij de ontwikkeling dat participatie als aparte professie wordt gezien. ‘De projectleiders huren iemand in die eigen methodieken en ‘inspirerende werkvormen’ meebrengt. Terwijl uit onderzoek is gebleken niet-academisch gevormde mensen er juist een gevoel door krijgen daar niet bij te horen.’ Deze professionalisering zorgt er volgens hem voor dat participatie niet meer wordt gezien als en maatschappelijke dialoog, maar als een fase in het project.

Precies dit deed zich ook voor in de ‘participatiebijeenkomsten’ rondom het plan in het Rachmaninoffplatsoen. Daar begon een ‘professional’ de aanwezige bewoners bestraffend toe te spreken toen die er niets voor voelden om zich in haar model van ‘afzonderlijke groepjes’ te schikken.
Dergelijke situaties kunnen, verwacht Soeterbroek, vermeden worden als de plannen worden opgebouwd vanuit buurten en wijken met waarborging voor de leefwereld van de betrokken bewoners. Daar moet ook alle relevante informatie te vinden zijn. ‘En niet verstopt zitten in websites en portals van de overheid.’

Het essay van Frans Soeterbroek is verkrijgbaar bij uitgeverij Valiz via de site: https://valiz.nl/publicaties/omstreden-plannen-onderschatte-burgers