Wie niet kan bewijzen dat hij of zij voor zijn 18e leeftijdsjaar een verstandelijke beperking had, krijgt geen zorg. Jules van Dam, directeur Tussenvoorziening Utrecht, ziet daardoor mensen, vooral migranten, tussen wal en schip terecht komen.

Perspectief voor Peyman
Vijftien jaar geleden vluchtte Peyman uit Afghanistan. Via allerlei omwegen kwam hij met zijn vrouw in Nederland terecht. Toen die relatie strandde, belandde hij op straat. Hij sliep regelmatig in de nachtopvang. Een aantal keer heeft Peyman op een kamer gewoond, waar hij hulp kreeg van een maatschappelijk werker die eens per week langskwam. Toch raakte hij zijn woonruimtes steeds weer kwijt. Door geldprobleem, ruzies en misverstanden.

Peyman overziet de dingen niet. Hij leeft van dag tot dag en maakt daardoor vaak onhandige keuzes. Een paar jaar geleden is hij onderzocht. Hij bleek een IQ van 69 te hebben, en zeer beperkt zelfredzaam te zijn. Hij heeft dagelijks uitgebreide begeleiding nodig en een beschermde woonplek. Precies de hulp die vanuit de Wet Langdurige Zorg betaald kan worden.

Toch is zijn aanvraag voor die hulp al twee keer afgewezen. Peyman kon namelijk niet aan de indicatiesteller, het CIZ, aantonen dat hij voor zijn achttiende al een verstandelijke beperking had. Toen woonde hij namelijk nog in Afghanistan, waar het oorlog was. Uit Afghanistan zijn over die periode geen documenten op te vragen. Er is nog steeds geen oplossing voor Peyman. Dus nu leeft hij nog steeds van dag tot dag. Vaak slaapt hij in de nachtopvang, soms een tijdje in de gevangenis, en dan weer even bij een kennis op de bank. Maar van een bestendig en regelmatig leven is bij Peyman geen sprake, en hij krijgt niet de hulp die hij nodig heeft.

Daklozen in de nachtopvang
Het verhaal van Peyman staat niet op zichzelf. Meer dan veertig procent van de daklozen in de nachtopvang heeft een verstandelijke beperking. Van de cliënten met een Nederlandse achtergrond kan het vaak wel worden achterhaald als ze op de lagere school niet mee konden komen of op het speciaal onderwijs hebben gezeten. Maar zelfs dat kost meestal veel tijd en moeite.

Bij cliënten met een migratieachtergrond is dit nog veel moeilijker aan te tonen. Soms zijn ze helemaal niet naar school geweest in hun land van herkomst doordat zij in oorlogstijd opgroeiden, zoals Peyman. Of ze hebben maar een paar jaar basisonderwijs gehad.

Die situaties zijn totaal onvergelijkbaar met de Nederlandse. Toch werkt de indicatiesteller met deze strikte beleidsregel. Dat is zeer nadelig voor mensen met een migratieachtergrond. Doordat zij geen toegang kunnen krijgen tot passende zorg, stagneert hun leven. Vaak leiden deze problemen tot langdurige dakloosheid. Ook is er hierdoor een groot risico op het ontwikkelen van psychiatrische klachten, een verslaving, crimineel gedrag en detentie.

Hoe werkt het?
Mensen met een verstandelijke beperking die dagelijks intensieve begeleiding nodig hebben, hebben recht op langdurige noodzakelijke zorg. Die zorg wordt betaald uit de Wet Langdurige Zorg (WlZ), en maakt het voor deze mensen mogelijk om een zo normaal mogelijk leven te leiden. Na onderzoek bepaalt het Centraal Indicatieorgaan Zorg (CIZ) of iemand recht heeft op zorg uit de WlZ. Het CIZ zorgt dus voor het toegangsbewijs voor zorg, de indicatie.

Om in aanmerking te komen voor die langdurige zorg zijn allerlei gegevens nodig. Noodzakelijke gegevens zijn een IQ-bepaling en een beschrijving van iemands chronische zorgbehoefte in de dagelijkse praktijk. Bovendien moet worden vastgesteld dat de verstandelijke beperking voor het achttiende levensjaar al aanwezig was, en dus niet op latere leeftijd is ontstaan, bijvoorbeeld door veelvuldig drugsgebruik. Ook moet worden aangetoond dat bijkomende psychische problematiek voortkomt uit de verstandelijke handicap. Voor mensen met een migratieachtergrond zoals Peyman en vele anderen die in de nachtopvang verblijven is dit heel lastig aan te tonen. Met langdurige problemen op alle levensgebieden als gevolg.

Toekomst?
Misschien gloort er hoop aan de horizon. In het nieuwste handboek voor diagnostiek, de DSM5, is het leeftijdscriterium van achttien jaar losgelaten voor het vaststellen van een verstandelijke beperking. De ‘ontwikkelperiode’ waarin de verstandelijke beperking moet zijn ontstaan, heeft geen harde grens meer van achttien jaar. Maar in de nieuwe ‘Beleidsregel Indicatiestelling WlZ 2018’ wordt nog steeds ten onrechte gerefereerd aan het achttien-jaars-criterium, zelfs met een verwijzing naar de DSM5 waar dit dus niet in staat.

Stap één is dit aanpassen. Stap twee is ook een goede oplossing vinden voor veel oudere daklozen met een verstandelijke beperking, die pas ver na hun ‘ontwikkelperiode’ in beeld komen. Dat zou mooi zijn voor Peyman, en voor alle anderen in zijn situatie.

Jules van Dam
Directeur stichting De Tussenvoorziening