Door Dries van Dijk - Is het keurslijf van ‘het gedicht’ dan toch een beknelling of juist de meest intensieve taalvorming voor een schrijver? Het rode licht, dat het einde van de 7 minuten-periode van performance in de 36e Nacht van de Poëzie aangeeft, bracht menig dichter tot vertolking van onrust, grappig bedoeld gesputter en twijfelende blikken richting regie.

Opvallend is ook dat de Entr’actes in muziek veel royaler bedeeld worden in tijd dan de enorme rij van dichters, die tussen de 2 microfoons op de lessenaar leunden.

Het publiek heeft geen moeite met dit ongemak van de dichters, is loyaal en royaal met applaus, vaak na ieder gedicht. Veel dichters, met opvallend veel oudere mannen en jonge vrouwen uit Vlaanderen, waren ook bereid om het publiek terug te betalen met humoristische aankondigingen en ironische gedichten.

Daardoor kan poëzie bedolven raken tussen gegrinnik en korte lachsalvo’s. Judith Herzberg, geregeld deelnemer van de Nacht, speelde met de 7 minuten, vond dit verwarrend, en haar gedichten verloren daardoor impact. Zoals haar gedicht over een serie babymoorden en over tegengestelde vormen van gekte. Hoe echt ben je? ‘Maar echt ben je pas in je blote bast’; ‘... Grijnzend naar je gebit.’

Als bezoeker van de Nacht ben je een sprokkelaar van rake uitspraken, wrange woorden, plotse zinnigheden. Volledige ‘7 minuten’, die je als luisteraar vloeren, zijn toch zeldzaam. Ook gedichten als klankbouwwerken, die je zintuigen overweldigen, die je een nieuwe wereld openbaren, je wezen opschudden en je de mond snoeren zijn schaars. In deze Nacht is schraalhans uiteindelijk keukenmeester en houden publiek en dichter elkaar de hand boven het hoofd.

Arthur Japin dekte zich al van te voren in. ‘Ik ben gekomen onder valse voorwendselen; ik ben geen dichter. Ik kom uit de kast en ga er straks weer terug in.’ Eerlijkheid, terecht, want zijn gedichten betreffen zijn relatie. Mooi als dagboek, maar geuit in publiek, toch ervaren als privé en horen, in mijn beeld van poëzie, vooral thuis op de huistafel met zijn lief.

Arthur Japin

Lichtpunten zijn  er ook in deze Nacht. Delphine Lecompte. ‘Boete doen is zakelijk…. als hoer.’ ‘Gelezen worden is minder erg dan gefrustreerd raken.’ Een raak optreden. Net als Anneke Claus met scherpe beelden: ‘Op de bres voor greppels’. Een geconcentreerde ‘vluchteling’ Rodaan Al Galidi met ‘Het leven is mooier dan eeuwigheid’ Willem Jan Otten kwam voor de 4e keer naar de Nacht en publiceerde 45 jaar geleden zijn debuut. ‘Gedichten, hoeveel weet ik van ze? Alle gedichten hier gebracht, zijn echt gebeurd. Het komend gedicht is heel erg echt gebeurd.’ Dan volgt een gedicht over zijn vader, die ‘pneumatisch terug gebeukt’ wordt en in zijn droom ‘in die ene tel, in die ene rust, ‘moet’ invallen in de zang van een koor. ‘Ik deed het niet.’

Delphine Lecompte.

Woorden als klank, muziek als klank. Dikwijls vindt muziek ‘makkelijk’ het oor en hart van het publiek. Noa Wildschut met viool en haar oom achter de vleugel. Als 17-jarige klassieke meesterstukken vertolken. Haar muziek en charme vervoerden het publiek. Net als Willeke Alberti, die verdwenen volkszangers als Ramses, Conny van der Bosch en anderen over het voetlicht bracht, maar werkelijk dansend en voluit zingend met een onbekend lied iedereen op de stoelen kreeg.

Ook de mooie miniatuurtjes van The Tallest Man on Earth op gitaar en banjo vonden veel weerklank. Er zaten poëtische momenten in de muziek, die soms het hart rechtstreeks wisten te raken. De dichtbundeltitel ‘Neem de titel serieus’ van Rodaan Al Galidi zou in de versie ‘Neem het gedicht serieus’ wellicht een goed motto zijn voor de komende 37e Nacht van de Poëzie.

Judith Herzberg.