Utrechtse toe(n)standen is de rubriek van Jos Bours over de jaren zeventig, tachtig en negentig van de vorige eeuw.  

Vorige week schreef ik over de grote (arbeiders)partijen die vanaf de tachtiger jaren steeds minder oog hadden voor hun traditionele achterban: het blanke deel van het ‘gewone volk’.

“Autochtone buurtbewoners, bestaan die dan nog?”

Het leek wel alsof de goedopgeleide blanke middenklasse de originele bewoners in de volkswijken totaal uit het oog had verloren. Wij vroegen ons af of men nog wel een idee had wat daar allemaal broeide. In fraaie beleidsnota’s werd een buitenkantbeeld gekoesterd over de integratie in de buurten. Maar daar groeide het gevoel van miskenning en de woede tegen “ze, die maar met ons doen”: de arrogante intellectuelen, de journalisten die de opinies bepaalden, de beleidsmakers en vooral de PvdA.

Maar ook tegen ons werd gemopperd: “O, nou werkt het Stut met buitenlanders, nou tellen wij zeker niet meer mee. Worden we weer in een hoek gedrukt!”

De frustratie groeide en zocht naar wegen om te ontsnappen.

Een vrouw uit Oudwijk:

“Zeven jaar geleden moest ik vanwege mijn gezondheid mijn huis uit. Maar ik wou graag in mijn wijk blijven wonen. Komt er een huis vrij in de Oosterstraat. Pas gerenoveerd, hartstikke mooi. Het werd voor mij goedgekeurd. Zegt huisvesting: ‘Nee, dat is voor een Marokkaans gezin.’ Aurorastraat naast de slager: precies hetzelfde! Ik kon wél naar een huis buiten het wijk. Maar mijn eigen wijk is veel leuker! Vorige week: mijn man zet bij de winkel zijn spulletjes buiten op de stoep. Meteen politie erbij: “Binnenhalen!” Zegt ie: ‘En waarom mag het op de Kanaalstraat dan wél?’ “Niks mee te maken, binnenhalen!” Dat gebeurde allemaal precies op de dag van de verkiezingen. We moesten nog gaan stemmen. Ik wilde eigenlijk D66 stemmen. Maar ik was zo kwaad, ik sprong bij mijn man achter op de fiets, we hebben allebei Janmaat gestemd, zo kwaad waren we!”

Het is 31 januari 1994. We zitten in het buurthuis van Sterrenwijk aan het Keerkringplein rond de tafel met bewoners uit diverse wijken. Een van de vrouwen vertelt bovenstaand verhaal. Het is haar reactie op onze uitnodiging om een stuk te maken over de (dreigende) veranderingen in hun oude vertrouwde wijkie.

Wij willen trouw blijven aan ons uitgangspunt: toneelstukken maken in de wijken om alle, dus ook de originele bewoners, een stem te geven.

Voor mij zijn het geen onbekenden rond de tafel, want ik heb met de meesten al twee eerdere stukken gemaakt. Het zijn echt Utrechtse mensen: schijnbaar recht voor de raap, krachtig, vol (cynische) humor, kwetsbaar en hard tegelijk.

Groepsfoto van de acteurs. Foto: Adrienne Norman 

Ik lees een brief voor. Dat heb ik bij de vorige stukken ook gedaan: een bijzonder moment waarop ik hen als groep en individueel aanspreek en uitdaag om een kwetsbaar onderwerp samen met mij aan te gaan. Ze luisteren daar altijd met opmerkelijk veel aandacht naar en voelen zich dan eigenlijk heel vereerd.

 

“Ik ken jullie nu een aantal jaren en bij jullie hoor ik wat ik ook in andere buurten hoor: een wringend gevoel. Dat gevoel zit overal onder, het heeft overal mee te maken, het komt overal in terug. Bij het woord ‘buitenlanders’ spuit het naar buiten met een heftigheid waarvoor ik terugdeins. Die zijn blijkbaar symbool voor alle onvrede.

Maar ik vraag me af: heeft die onvrede niet ook te maken met iets anders: dat het leven niet meer is als vroeger, dat de gezamenlijkheid er niet meer is, dat ze iets van je hebben afgenomen. Mijn vraag is: wat is er dan gebeurd? Waarom is het zover gekomen?

Jullie zeggen wel eens dat je zelfs je eigen kinderen soms niet meer kan vertrouwen. En dat de buurt vol rottigheid zit. Hoe komt het dat die vroeger zo veilige en vertrouwde omgeving nu zo bedreigend is geworden?

Als ik nu hier het wijk in kom, zie ik jongeren een telefooncel slopen. Ik zie veel vrouwen die ‘de zenuwen’ hebben, de ene peuk wordt met de andere aangestoken, librium en valium worden geslikt bij het leven. En ik denk bij mezelf: waarom is dat?

R., die net is ontslagen en mij vertelde hoe haar man reageerde toen haar een financiële regeling werd aangeboden: “Pak dat geld nou maar, want als je verdomme ziet wat voor geld er allemaal naar die buitenlanders gaat!”

G. ergert zich groen en geel aan haar Marokkaanse buren, maar ze gaat wél met die kinderen naar het ziekenhuis als er iets mis is.

K. zegt dat ze ‘Janmaat’ gaat stemmen “want dan voelen ze in Den Haag eens wat dat is.”

Ik schrik ervan als ik dan iets hards over jullie gezicht zie komen, want zo ken ik jullie niet. Maar ik hoor in dat zinnetje dus ook dat ‘Den Haag’ blijkbaar niks voelt. De politiek heeft geen gevoel voor jullie, die al jaren in deze wijken wonen. Maar tegelijkertijd vraag ik me ook af: hoeveel buitenlanders wonen er nou eigenlijk hier? En wie heeft er nou persoonlijk vervelende dingen met hen meegemaakt?

Ik wil jullie vragen om samen hierover te praten en zo een stuk te maken. Een stuk gebaseerd op wat jullie écht meemaken. De titel heb ik al: het verdriet van de volkswijk.

Nou, vertel maar!”

Volgende week: “Het verdriet van de volkswijk.”