Door Hans van Echtelt - Na afloop van Feyenoord-FC Utrecht keek ik nog naar een halve finale van de FA Cup. De intensiteit waarmee beide ploegen elkaar bestreden, was fascinerend. Een echte slijtageslag waarvan de uitslag nooit voor de hand lag.

Integendeel, na 120 slopende minuten bleef het 0-0 en moesten strafschoppen de beslissing brengen. Manchester United van ‘onze’ Erik ten Hag was de gelukkige na elf penalty’s, en gaat nu met stadgenoot City begin juni de FA-Cupfinale spelen. Voor het eerst staan twee ploegen uit Manchester in de eindstrijd. Maar wat me vooral zo fascineerde, zowel United als Brighton hadden alleen maar aanvallende bedoelingen getoond. Geen enkele keer viel een terugspeelbal te noteren…

Even tevoren had ik naar het gebeuren in De Kuip gekeken. Waar een uitermate tam FC Utrecht anderhalf uur de speelbal was van de Rotterdamse opponent die enkele dagen eerder nog een slopende wedstrijd met verlenging in Rome had moeten afwerken.

Wie gedacht had dat coach Michael Silberbauer er juist nu een uitputtingsslag van zou maken met zijn formatie, kwam bedrogen uit. Een passief spelend FC Utrecht maakte het Feyenoord geen moment erg lastig en er stond na afloop dan ook terecht 3-1 op het scorebord. En die eretreffer van Bas Dost was het enige schot op doel in de tweede helft.

Opnieuw bleek de beduidend grotere fitheid van de opponent na het Europa Cup-avontuur. Dat was jammer want dit was toch het moment geweest om er in De Kuip een echte wedstrijd van te maken. Maar FC Utrecht was alleen maar figurant geweest.

Wat me nog meer verwonderde dat na afloop zowel aanvoerder Nick Viergever als trainer Silberbauer een redelijk tevreden indruk maakte. Natuurlijk, er was misschien wel verloren maar ‘het elftal stond goed en alleen de laatste voorzetting in de spelpatronen was onzorgvuldig geweest.’

Toen moest ik toch weer aan Erik ten Hag denken, aan de mooie periode dat hij vanaf de lijn FC Utrecht fanatiek coachte. En aan de woorden van de selectie uit die periode dat deze Ten Hag nooit tevreden was en tijdens urenlange trainingen de spelers bijna over de kling joeg om conditie op te bouwen en spelpatronen tot automatismen te promoveren.

Ik verlang weer naar ontmoetingen vanaf Vak P waarin terugspeelballen taboe zijn en waarin de tactiek nimmer gericht zal zijn op het uitsluitend tegenhouden van de opponent. Of ben ik een dagdromer?