Onlangs bracht de galeriehouder Marcel Gieling een boekje uit met een overzicht van vijftig Utrechtse kunstenaars. Daaraan gekoppeld werd een expositie die een week duurde.

Vijftig Utrechtse kunstenaars (man en vrouw) onder één dak, dat is een goed idee, een voorbeeldig initiatief waarmee een instituut als het Centraal Museum al jaren eerder mee had kunnen komen, nee: had moéten komen.

En dat niet middels een expositie van slechts een weekje, zoals onlangs bij Galerie Kuub in de Pieterstraat is gebeurd. En een boek van belang hoort daar bij. Welnu, Galerie Kuub en Marcel Gieling hebben een begin gemaakt, zullen we maar zeggen.

We hebben er rondgewandeld, in Galerie Kuub. Mooi, die verzameling kamers met ruime wanden. Daar kan best iets hangen dat om aandacht vraagt. We kijken, en kijken. Waarnaar? Naar kunstwerken natuurlijk, afbeeldingen in diverse technieken uitgewerkt en in keurige rechthoeken gekaderd.

We zijn opgevoed met de idee dat er in Utrecht van een 'Utrechtse School' sprake is, aantoonbaar in het werk van de artiesten, met het jaar groeiend in kwaliteit. Echter, een band tussen de deelnemers aan de Kuub-presentatie bestond uitsluitend uit de omstandigheid dat de makers en maaksters in Utrecht wonen en - dat nemen we aan - werken.

Wat je zag…, ach, zou je een galerie in Groningen bezoeken, of in Almelo of - voort mijn part - in Sittard, dan zou de bezoeker daar hetzelfde zien. Een abstract werk hier, een ets daar, een brok brons op een sokkel, een foto in een keurige lijst. Leuk, innemend, vrijblijvend, levenloos. Ter plekke drong de vraag zich op: was dit het nu? Is dit een representatieve kijk op de actuele kunst te Utrecht, kunst met een grote K?

En zo ja, wat schort eraan? Het antwoord zal dan luiden: een ballotage. De samenstellers van de expositie bleken door hun enthousiasme niet geremd door enige censuur. Dat kan uiteraard moeilijk genoeg zijn: wie weet vandaag nog wat kunst voorstelt, welke maatstaven er moeten worden gehandhaafd, welke eisen men aan het gebodene mag stellen.

Ooit kende de stad Utrecht behalve een symfonieorkest vier kunstrecensenten, werkzaam voor vier (!) Utrechtse dagbladen. De vier recensenten namen de kunst en de kunstenaars serieus, en lieten niet met zich dollen.

Die tijd, nauwelijks veertig jaar geleden, mocht bogen op klasse, en dus op klasse-verschil. Niet langer is dat het geval. Tijdens het bezichtigen van de Kuub-expositie trof ons een opmerking van een toeschouwer: “Hé, ik  wist niet dat m’n buurvrouw kunstenares was.” Dit is op zich vertederend, maar de portee is dodelijk.

Kon iemand onder de 50 exposanten op een hoger dan provinciaal podium worden getild, nationaal of internationaal? Welzeker. Zo gaf een beeldhouwer (T. Mackaay) na een gouden kalf en andere niet mis te verstane werken, acte de préséance met een volgende gouden viervoeter. Althans, dat was in het frisse boekje dat de tentoonstelling begeleidde. Een imponerend beeld, krachtig gelijnd.

Paar dat aan het oeuvre van een etser (R. Weijburg) met zelf afgeslagen platen, geïnspireerd door landen en eilanden in en rond Afrika, op weg naar meer en meer. Prachtig van kleur en voordracht. En aan het werk van iemand (A. Zuidhoek) die zich niet uitsluitend met de Beeldende Kunsten bemoeit, die naast kunstproducten en beeldverhalen (waaronder de enige echte en eerste Nederlandse graphic novel) tegen de 60 boeken over allerlei onderwerpen schreef, waaronder novelles en een 7-delig standaardwerk (scheepsbouw).

Over de laatste twee kunstenaars verschenen boeken, uitgegeven in respectievelijk Frankrijk en Groot-Brittannië. Gesterkt door de afbeelding in het tentoonstellingsboekje van een gouache van de laatste, een portret dat vertrouwen stelt in de kunst van nu en in de toekomst, deden we nog eens een ronde door de galerie, maar denkelijk had de man voor deze manifestatie niets ingeleverd.

Met de 50 gekozen kunstenaars blijven altijd namen ongenoemd, maar waar waren zij die representatief voor de Utrechtse kunst zijn? Waar was Peter van Poppel, Paulus Reinhard, waar was Charles Donker? Waar bleven de nieuwlichters die Utrecht moeten opstoten naar nieuw elan?

Niet alles in één keer, zal organisator/scribent/galeriehouder Marcel Gieling hebben gedacht: we kijken vooruit. Niet alleen hij. Een titel als '50 Utrechtse kunstenaars onder één dak' moet een inspiratie zijn voor het Centraal Museum, om zich naast het uitbaten van kunstnijverheidsproduct Nijntje aan een wezenlijke taak te wijden. Die taak is: het uitdragen en bevorderen van de kunst, goed of niet goed, van en uit de stad Utrecht e.o.

Bertus F. Knijp