Vandaag, 30 april, is Joop Reynolds overleden. Nadat ik hem in 2005 leerde kennen is hij een goede vriend geworden en ik ging vaak bij hem op bezoek om naar zijn verhalen over de schnabbeltijd te luisteren. Als pianist werkte hij met talloze artiesten zoals Fred Kaps, Rijk de Gooijer, Jan Blaaser (zie foto), Conny Vink, Bassie en Adriaan, Lee Towers, Herman Emmink, enz. enz.

Zelfs begeleidde hij eens Josefine Baker en daarover zei hij altijd: "Als ik dat vertelde geloofde niemand mij. Dat kon een jochie uit de Kanaalstraat nooit hebben gedaan." Wat Joop ook deed was de herkenningstune van Pipo de Clown schrijven. Daarvoor ontving hij nog altijd ieder jaar via de Buma een paar euro. 
Hij haalde Rijk de Gooijer nog naar Utrecht om het Dommetje te slaan, een munt die herinnerde aan 750 jaar Dom. Later belde hij nog eens met Rijk waar ik bij was. Dat leverde dit artikeltje op:

Rijk
Via het speakertje naast het telefoontoestel is goed te horen dat aan de andere kant van de lijn de telefoon over gaat. De hoorn wordt opgenomen, het blijft even stil en dan klinkt het: ,,Met Rijk..., wie daar?!’’ De stem klinkt beverig en krakerig, maar er doorheen klinkt een vertrouwd en bekend stemgeluid. 
,,Je spreekt met Joop.’’ Na opnieuw een korte stilte zegt de stem: ,,Joop wie?’’ ,,Joop Reynolds uit Utrecht.’’ ,,Oh, Joop! Joop, hoe is het?’’ ,,Het gaat wel,’’ antwoordt Joop. ,,Rijk, luister eens, kom je nog eens naar Utrecht? We moeten beslist naar het Wijk C-Museum want die hebben van alles over je vader, bakker De Gooijer.’’ In het antwoord klinkt enige aarzeling. ,,Ja, dat moet zeker nog eens gebeuren, maar eerst ga ik op vakantie, ik ga een maandje naar Curaçao.’’ ,,Bij Van de Valk zeker?!,’’ reageert Joop. ,,Ja, ik geloof het wel. En daarna bel ik je op, Joop.’’ ,,Leg een knoop in je zakdoek. Vergeet het niet,’’ zegt Joop. ,,Nee, hoor. Het beste, Joop.’’ De telefoon wordt neergelegd. Joop kijkt op: ,,Nou, je hoort het, hè. Binnenkort komt Rijk weer naar Utrecht.’’

Rijk belde nooit meer, net als zoveel andere artiesten waarmee Joop had gewerkt. Met enkele had Joop nog wel contact zoals Belinda Meuldijk en Ronnie Tober. In Utrecht hebben we ook nog het herinneringsmonument voor de Engelse bevrijders van 1945 aan hem te danken, dit Polar Bears-monument staat aan de Biltstraat en volgende week, 7 mei, is daar weer een herdenking. Nu ook voor Joop.

---

In 2005 schreef ik voor het Utrechts Nieuwsblad een artikel over Joop, dat is hieronder te lezen.

Videofilmer Ab Meester maakte een portret van de grote bekende onbekende Joop Reynolds (77): pianist, en componist dat morgen om 19.00 uur wordt uitgezonden op Stads-TV Utrecht. Reynolds was jarenlang de muzikale koning van het schnabbelcircuit en begeleidde talloos veel artiesten. Hij componeerde de beroemde tune voor de tv-serie Pipo de Clown, maar niemand die het weet. Wie in Utrecht kent zijn naam, zijn verhaal? Hij verzucht: ,,Ach, het interesseert niemand, die jongen uit de Kanaalstraat.’’

UTRECHT

Door Ton van den Berg

De telefoon gaat in een huis in Overvecht. De ringtone is een pianogeluid dat ‘The Entertainer’ speelt. Joop Reynolds is entertainer. En hoewel wat ouder geworden, hij is nog niet klaar. Vorig jaar haalde hij op verzoek van de gemeente Utrecht zijn gabber Rijk de Gooijer naar de stad bij het slaan van een serie munten rond het 750-jarig bestaan van de Domkerk. Bij die gelegenheid drongen camera’s zich op rond de De Gooijer en duwden Reynolds aan de kant. ,,Ja, daar gaan we weer,’’ zei hij humeurig. ,,Wie kent Reynolds?’’

Vooropgesteld, heel veel mensen kennen en respecteren Reynolds. Talloze artiesten kennen hem, alle Utrechtse burgemeesters en politiecommissarissen van na de oorlog kennen hem en de Engelse Polar Bears kennen hem. Ook het grote publiek kent hem, maar weet dat niet. Voor hen is hij de ‘bekende onbekende’, zoals hij dat zelf zegt.

Reynolds: ,,Het interesseert de mensen niks. Als ik verhalen ga vertellen geloven ze er niets van dat ik Josefine Baker nog begeleid heb.’’ En met een geaffecteerde stem vervolgt hij: ‘Ja, hoor. Die gozer uit de Kanaalstraat, zeker. Ja, zeg!’.’’ Terugkerend naar zijn eigen, licht geirriteerde, stem: ,,Al die mensen die ik ontmoet heb in het vak. Operettesterren Rudolf Schock, Margit Schramm en Robert Stolz kwamen naar Nederland, wie produceerde dat...?’’

Ja, wie is die voormalige adviseur van het TROS-televisieprogramma Ein Abend in Wien? Hij heet Johan Evert Hendrik (Joop) van Vulpen (de klemtoon op Vul), maar in 1948 als hij op het Utrechtse conservatorium klassieke piano studeert doet hij graag schnabbels in de lichte muziek. Conservatorium-directeur Hendrik Andriessen verbiedt dat en Van Vulpen besluit een pseudoniem aan te nemen die op de posters wordt aangekondigd. Hij kiest niet voor een vulpen-, maar een ballpointmerknaam: Reynolds.

De in de Bandoengstraat geboren Joop Reynolds is dan 21 jaar oud en zijn carriere als piano- en orgelbegeleider staat te beginnen. Hij heeft als kind thuis, in de Kanaalstaat, leren spelen op een ‘op de reutel’ (afbetaling) gekochte piano en doet na de oorlog veel ervaring op met het spelen van de piano in de clubs van Engelse en Canadese officieren. ,,Ik deed dat werk voor weinig geld, maar voor veel drank. Ik kon er drinken wat ik wilde, maar ik hield me aan één soort drank, whisky. Daar nipte ik een keer aan en gooide de rest via een trechtertje in een fles. Die flessen drank ruilde ik later met boeren voor eten.’’

Op een avond in oktober 1948 in het NV-huis aan de Oudegracht, dé zaal voor personeelsfeesten in Utrecht, moet hij invallen voor een pianist die niet is komen opdagen. Hij doet het goed en mag dat klusje vaker doen. En zo rolt hij in de amusementsbusiness dat onder de artiesten ook het schnabbelcircuit heet.

Joop Reynolds wordt een van de belangrijkste pianobegeleiders van Nederland. Zijn collega’s, die elders in het land wonen, zijn Joop de Leur, Co van der Heide-Wijma en Tonny Schifferstein. De bekende Tonny Eyk zou decennia later pas volgen, nadat die eerst begeleidt is geweest door Joop Reynolds!

Over de start zegt hij: ,,Ik begeleidde al snel de duvel en z’n oude moeder. De opleiding aan het conservatorium heb ik afgemaakt maar ik verdiende mijn brood in het amusement. Vijf gulden voor een avond, daar ben ik mee begonnen. Ook speelde ik een tijdje in het gezelschap van Frans du Mee. De standaardbezetting was Du Mee met zijn vrouw, Joop Doderer en ik en daar kwam van alles bij: een accordeonist, een goochelaar, een acrobaat. In de loop der jaren ontmoette ik zo Toby Rix (toeterkunstenaar, tvdb) en de Utrechtse muzikale clown Fantasio, Bob Blijenberg, die ook journalist was. Hij schreef  de tekst voor het kinderliedje ‘We gaan naar de Speeltuin’. Leentje van de Kapelle zong het en haar vader was de baas van het AVRO-musette orkest en daar kreeg ik zo nu en dan ook een schnabbel van. Zo kwam ik in Hilversum bij de studio’s terecht waar toen nog iedere omroep zijn eigen orkest had.’’

In de jaren vijftig en zestig speelt Reynolds met zowat iedere Nederlandse artiest. ,,Wie?,’’ antwoordt hij luid. ,,Je roept het maar, iedereen.’’ De komiek Jan Blaaser? ,,Ja, die ook. Met hem en een groep artiesten zoals Conny Vink en Ben Cramer zijn we nog in Zuid-Afrika, Australie en Indonesie geweest.’’

Hij begeleidt Johnny Kraaykamp en Rijk de Gooijer bij optredens in het land en is twee zomerseizoenen achter elkaar orkestleider op het cruiseschip De Willem Ruis. De van radio en tv-spelletjes bekende Johan Bodegraven haalt hem binnen bij de NCRV. Bij de VARA komt hij via regisseur Jan Dassen in contact met Wim Meuldijk, de schrijver van de televisieserie Pipo de Clown. Voor dat kinderprogramma schrijft Reynolds de muziek waaronder het pakkende beginlied dat iedereen nog altijd zo weet te zingen. Hij krijgt ook kleine rolletjes naast de populaire clown en valt daarmee op zodat hij ook in andere tv-komedies wordt gevraagd, hoewel het bij kleine figurantenrollen blijft.

Het grote publiek heeft hem dus wel eens gezien, maar weet dat niet (meer). Niet alleen was hij op televisie, maar ook zag u hem aan het werk op grote personeelsfeesten (in Utrecht o.a. voor AMEV, Terberg, Galeries Modernes en drukkerij Bosch) en de welzijnszorg voor militairen. Ook was hij te beluisteren bij zijn ‘cafe concert’ in hotel Noord Brabant, optredens in het Jaarbeursrestaurant en niet te vergeten zijn gastoptredens bij de Utrechtse Politiekapel. In 1945 is hij lid geworden van de reservepolitie en uit die functie is Reynolds nooit ontslagen.

Begin jaren zeventig komt de klad in het schnabbelcircuit. De televisie zorgt ervoor dat het publiek wegblijft uit de zalen. Reynolds blijft overeind omdat artiesten voor het radio- en televisiewerk (NCRV-Showroom) naar hem blijven vragen.

In de jaren negentig verschuiven zijn muzikale activiteiten naar vrijwilligerswerk. Hij is onder andere bestuurslid van het 4 mei comité en het bevrijdingscomité. Hij zorgt er voor dat in 1991 ter nagedachtenis aan de Engelse bevrijders, de Polar Bears, aan de Biltstraat een monument verrijst.

Toch zitten de deuntjes nog steeds in zijn hoofd: ,,Maar ik kan er niets meer mee,’’ zegt hij berustend. ,,Ik heb nog wel een opdracht lopen van de Marinierskapel voor een mars, maar ik weet het niet. Marsen zijn uit de tijd, niemand wil dat meer. Toch?!’’ Morgen is hij op de stadstelevisie en vandaag in de krant. Eindelijk erkenning? Brommend: ,,Hmm, het is leuk.’’

FRED KAPS

,,Fred Kaps, die meerdere keren wereldkampioen goochelen is geweest, heb ik in 1942 voor het eerst ontmoet. Zijn vader was de uitbater van cafetaria de Ruteck’s aan de Leidseweg. Zijn broer Lou Bongers, die bij mij op de HBS zat, haalde ons naar Ruteck’s en introduceerde zijn broer Bram als ‘die jongen die kan goochelen’. En dat werd dus Fred Kaps die ik nog tientallen keren heb begeleid op de piano, ook voor hele gekke dingen zoals een optreden in het Waldorf Astoria hotel in New York. Zie je dat rijtje porceleinen huisjes, dat is van de KLM-vluchten die we toen over de hele wereld gemaakt hebben. Toen hij later ziek werd - de gevreesde ziekte hadden zijn nieren en lever aangetast - is hij tijdens een opleving nog een keer naar Monaco geweest voor een optreden, maar dat werd een afgang. Hij transpireerde zo erg dat hij om zich te verexcuseren zei: ‘Het is een mooi gebouw, maar het lekt’. Een paar dagen later is hij helaas overleden.’’