De rubriek Welvaart Utrecht over de opkomst van de stad in de afgelopen vijftig jaar, iedere maandag, woensdag en vrijdag in Nieuws030.

Louis Engelman - Geld kan dus rollen in Utrecht, hebben we in de vorige aflevering kunnen lezen. Dat die stedelingen daadwerkelijk veel uitgeven wordt volgens oud-journalist Dick Franssen van het Utrechts Nieuwsblad (hij schreef jarenlang de column ‘De stad is van ons’) dagelijks bewezen in de horeca. ‘Ik verbaas me er altijd over hoe druk het is op al die terrassen. En dan niet alleen voor een biertje, maar ook voor eten. Zelfs op maandagavond zitten de restaurants hier hartstikke vol.’

Franssen, tegenwoordig hoofdredacteur van de Binnenstadskrant, vindt dat het centrum van de stad mooi is opgeknapt. ‘Het is een feest om door Utrecht te fietsen. Veel woningen in de wijken zijn door particulieren verbeterd. Zelfs in Leidsche Rijn zie je aan de auto’s de welvaart van Utrecht af.’

Economisch-geografisch onderzoeker Roderik Ponds, medewerker van de ‘Atlas voor Gemeenten’ voegt daaraan toe dat die gezellige oude binnenstad, gecombineerd met een gunstige arbeidsmarkt, Utrecht onderscheidt van andere grotere steden. ‘Eigenlijk zijn het altijd de steden in de Randstad met een aantrekkelijk historisch centrum die het goed doen. Daaronder vallen ook Amsterdam, Haarlem, Den Haag en Den Bosch.’ Volgens Ponds is onder meer aan de relatief hoge huizenprijzen te zien hoe graag mensen in Utrecht willen wonen.

Maar gepensioneerd gemeenteambtenaar van de Dienst Stadsontwikkeling Kees Visser trapt in dit opzicht toch een beetje op de rem. Hij vindt dat Utrecht niet veel verschilt van Deventer of Amersfoort. ‘Er is in de loop der jaren inderdaad meer belangstelling voor de stad ontstaan’, zegt hij, ‘maar dat is niet exclusief voor Utrecht. Eerst was er het ideaal om op het platteland te wonen. Die trend is nu omgedraaid. De bevolking van Nederland heeft zich ontwikkeld. Er is veel meer belangstelling gekomen voor cultuur en musea. Dat vind je dus vooral in de steden.’

Oud-PvdA-wethouder Ad van Hassel is nog kritischer. Hij plaatst stevige kanttekeningen bij het begrip welvaart. Want in zijn ogen profiteert lang niet iedereen daarvan. ‘Er zijn nog genoeg mensen in Utrecht die je uitlachen als je tegen ze zegt dat er welvaart is’, zegt hij. ‘Die leven nog steeds met een klein inkomen aan de onderkant van de samenleving.’

Die conclusie wordt gedeeld door stadsgeograaf Roland Goedgeluk. Hij koos er opzettelijk voor om in een flatgebouw op het Kanaleneiland te gaan wonen. Daar wilde hij ervaren in hoeverre de bewoners van die wijk in welstand of armoede leven. Ook hoopte hij met eigen ogen zien of en hoe zij met elkaar samenleven. En dat blijkt nogal tegen te vallen.

Kanaleneiland. Foto: Nieuws030

Goedgeluk vertelt dat er in zijn portiek drie autochtone Nederlandse gezinnen wonen, naast vier van Marokkaanse afkomst en één Indisch gezin. Van menging is er volgens hem geen sprake. ‘Men leeft compleet gescheiden. Sterker nog: men mijdt elkaar. Ik probeer dat te doorbreken. Bijvoorbeeld door dingen op te ruimen om de verloedering tegen te gaan.’

De stadsgeograaf ziet veel Turkse en Marokkaanse bewoners wegtrekken. ‘Doorgaans naar Leidsche Rijn. De meest kwetsbaren blijven hangen. Dat zijn de mensen die nauwelijks kansen hebben. Dat gaat schuren in de publieke ruimte.’

Tegelijkertijd constateert hij dat zijn deel van Kanaleneiland (zuid) aan het veranderen is. Want ook daar is volgens hem de ‘veryupping’ begonnen. ‘Je vindt er relatief aantrekkelijke woningen, dicht bij de snelwegen. Dus aantrekkelijk voor starters. Daarmee is dit deel echt een wijk in ontwikkeling.’

Soms maakt Goedgeluk de vergelijking met wat er eerder in de New Yorkse wijk Brooklyn gebeurde. ‘Op Kanaleneiland-Zuid zie je precies hetzelfde proces. Er ontstaan twee langs elkaar heen levende bevolkingsgroepen. Die tweedeling baart me zorgen. Vooral omdat de overheid er afstand van neemt.’

Het ergert hem dat de politiek zich vooral op de kansrijke mensen richt, wat de tweedeling versterkt. ‘De kansarmen worden geconcentreerd in de minder goede delen van mijn wijk. Net als in Overvecht. Daar gaat het zelfs nog slechter. Kijk naar het niveau van gezondheid, dat is een goede indicator.’

Stadsgeograaf Kees van Oosten is het daar hartgrondig mee eens. Ook hij ziet dat grote delen van Utrecht helemaal niet welvarend zijn. ‘Op het Kanaleneiland is de welvaart minder hoog dan in 1968. Er heerst nu vaak bittere armoede, veel mensen hebben grote schulden.’

Van Oosten verwijst daarbij naar de Franse econoom Piketty die betoogt dat de welvaartstijging zich voornamelijk beperkt tot de bovenlaag van de bevolking, waarbij de middengroep een graantje meepikt. ‘Maar voor een grote groep uit de onderlaag is er sinds 1970 niks verbeterd. Dat zie je op het Kanaleneiland terug. Armoede, voedselbank, torenhoge schulden.’

Hij vindt dat de lokale politiek dit proces geregeld versterkt. ‘Neem nu dat Muziekpaleis. Daar is voor een godsvermogen aan geld naar toe gegaan. De elite uit stad en regio komt daar bij elkaar. Maar wel ten koste van veel andere mensen uit Utrecht. Met een AOW-inkomen koop je niet even een kaartje van 35 euro.’

Van Oosten benadrukt dat dergelijke ‘megalomane projecten als Tivoli/Vredenburg’ worden betaald uit de belastingen die alle Utrechters samen moeten ophoesten. ‘Maar de gewone Utrechter kan er niet van profiteren. Op die manier is het Muziekpaleis het symbool geworden van de ongelijkheid in de stad.’

Volgende deel: IJskoude slaapkamers