Utrechtse toe(n)standen is de rubriek van Jos Bours over de jaren zeventig, tachtig en negentig van de vorige eeuw.

Het is december 1996. We zijn een toneelstuk aan het maken over opvoedingsproblemen met Turkse, Marokkaanse en Nederlandse ouders uit diverse Utrechtse wijken. Alhoewel… we hebben nog steeds geen Marokkaanse ouders kunnen vinden die willen meespelen.

Marlies en ik voeren gesprekken met Marokkaanse vaders in buurthuizen, in de moskee van Overvecht met de imam, die -merkwaardig genoeg- geen Nederlands spreekt en uit Libië afkomstig blijkt, maar progressieve ideeën heeft over opvoeding. We spreken opbouwwerkers die misschien vaders weten. Vaders die bewust bezig zijn met hun kinderen, maar die hebben het ook te druk met andere buurtactiviteiten. Ze weten misschien nog wel iemand. Allemaal beloven ze terug te bellen maar niemand doet dat. We ontwikkelen een speciaal zintuig voor de manier waarop er ja wordt gezegd maar nee bedoeld. Want rechtstreeks nee zeggen doe je niet in hun cultuur. Bovendien schamen ze zich dat ze niemand vinden en dan ons moeten teleurstellen. We vermoeden ook dat ze bang zijn om als zwakkeling te worden gezien wanneer ze gevoel, twijfel of wanhoop zouden laten zien op het toneel.

Voor vrouwen is zich op het toneel laten zien al helemaal kwetsbaar. Het hoort gewoon niet. Een Arabisch-Marokkaanse vrouw overweegt een tijdlang mee te spelen. Ze leeft alléén op Kanaleneiland, tussen ‘al die buitenlanders’, maar daar wil ze weg. Want de Berbervrouwen vinden haar de hoer van de flat.

Jamal Hamid.

Uiteindelijk vindt assistent-regisseur Jamal Hamid twee andere spelers: Jamal, die leerkracht Arabisch is op Kanaleneiland en toneelervaring heeft. En Hayet, een jonge Marokkaanse moeder die enkele bijeenkomsten bijwoont en later om onduidelijke redenen niet meer verschijnt.

Jamal el Hassouni. Foto: Rob Huibers

Ze worden verheugd in de groep verwelkomd en bevraagd.

Jamal Hamid vertelt dat dat Marokkaanse ouders de grootste problemen hebben met de Nederlandse opvoedingscultuur.

“Sociale controle is hier anders dan in Marokko: als de kinderen binnen zijn, zijn de ouders de baas. Maar zo gauw ze de deur uitgaan, moeten de leraar, de politie en de Nederlandse overheid het doen. Vader en moeder zijn bang en onzeker, ze snappen de samenleving niet en kunnen niets uitleggen. Er wordt heel gauw geslagen. Vanuit de cultuur is dat heel normaal. Voor Marokkanen is er een duidelijk verschil tussen straf en mishandeling. Maar Nederlanders zeggen: slaan mag niet! Dan klaagt de vader: “Ja, als ik mijn zoon streng aanspreek op zijn gedrag en hem klappen geef, krijg ik de politie aan de deur. En die kiest de kant van de jongeren.”

Jamal el Hassouni vertelt:

“Op school moeten de kinderen een eigen mening vormen en zichzelf zijn, thuis mogen ze niet tegenspreken. Ze worden gek. Net als met geld. In de buurt draait heel veel om geld. Een paar losse guldens op zak geeft status. Effe naar de snackbar gaan, stoer! Maar thuis is er vaak geen geld. Zakgeld krijgen ze niet. Dus… hoe kom je aan geld? Jongens gaan kranten rondbrengen, meisjes zitten achter de kassa. Maar dan zeggen ze thuis: “Jij moet ons dat geld geven. Dan ben jij een goede zoon of dochter.” Op die manier kweek je drugskoeriertjes van 12 jaar, die 300 gulden verdienen door een pakje van A naar B te brengen. Zo’n kind pik je er meteen uit: dure kleding, gokken, schoolverzuim. Thuis komt zo’n jongen binnen, zegt dag tegen vader en gaat meteen naar boven. Er wordt niet gepraat.”


Hayet vult aan:

“Ik weet nog dat ik thuiskwam en om geld voor een schoolreisje vroeg. Dat kreeg ik niet. Ze hadden het niet of ze hadden het er niet voor over. Dan moest ik die dag alleen op school blijven, de speelplaats vegen of zo. Vreselijk! Als kind wil je niet de uitzondering zijn. Ik werd ermee gepest en kreeg een hekel aan school. Het probleem is: vader gaat de deur uit, moeder is de hele dag binnen, haar enige vrienden zijn haar kinderen. Veel gebeurt stiekem. Bij mij thuis ging het zo: mijn moeder dekte de dochters. En mijn zussen dekten mijn broer.”

We vragen ze om zo’n situatie aan ons te laten zien.

Moeder (Serife) is in ‘de keuken’. Vader Jamal ligt languit op de bank. Hayet (als kind) komt binnen. Vlak voor het naar binnengaan doet ze een hoofddoek om. Ze gaat eerst naar haar vader en kust diens hand, dan gaat ze met moeder in een hoekje afgewend fluisteren. Af en toe kijken ze allebei om naar vader Jamal. Het fluisteren wordt harder. Dan zegt Hayet hardop:

Hayet              Maar ik wil het!!

Moeder           Vraag het hem zelf dan!

Hayet              Nee nee, dan gaat hij me slaan of zo…

Moeder loopt aarzelend naar de bank

Moeder           Jamal…?

Jamal             draait zich traag terug  Mmm?

Moeder           Ik weet dat je moe bent…

Jamal             Mjaaa…

Moeder           Ik heb je gisteren verteld van Hayet..

Jamal             opeens attent  Wat?

Moeder           Ik heb je verteld van je dochter…

Jamal             gaat snel rechtop zitten van mijn dochter?

Moeder           Dat ze met haar klas gaat zwemmen.

Jamal                         hard  wat?!

Moeder           Dat heb ik je toch gisteren verteld?

Jamal             Maar… dat mag niet! Zwemmen? Haram! Nee!!

Moeder           Maar ze zwemt alleen met de meisjes..

Jamal             Dat ook mag niet!

Moeder           Dat ook mag niet?

Jamal             sissend Wij zijn moslims!

Moeder           Maar er zijn andere moslims die het wél doen!

Jamal             Nee. Dat zijn geen moslims!

Uiteindelijk lost moeder de situatie op door haar dochter stiekem het benodigde geld te geven.

Het wordt die avond laat, zó veel valt er te bespreken.

-

 - Er is een boek met een uitgebreide beschrijving van het hele werkproces: Tranen in de regen, hier en daar nog via internet verkrijgbaar.