Ik werd vorig jaar augustus gevraagd door Ton van den Berg van Nieuws030 om een wekelijkse column te schrijven over mijn ervaringen met buurttheater in de Utrechtse wijken. Ik heb geschreven over de mensen die ik daar ben tegengekomen, de snelle veranderingen, de politieke gevolgen, de pijn, de bitterheid, de echt Utrechtse humor, de kwetsbare kanten van de verhalen van de mensen die we op het toneel hebben gebracht. Het was een mooie tijd om mee te maken. En om te beschrijven. Ik heb de vele reacties van lezers en de opmerkingen zeer op prijs gesteld.

Dit is de laatste column. Niet dat ik uitverteld ben. Wellicht dat ik in september weer met een nieuwe reeks begin. Ik laat het jullie weten.

-

Utrechtse toe(n)standen is de rubriek van Jos Bours over de jaren zeventig, tachtig en negentig van de vorige eeuw. Laatste aflevering. 

In de vorige columns beschreef ik hoe we werkten aan dit stuk over opvoedingsproblemen, gespeeld door Turkse, Marokkaanse en Nederlandse ouders. In november 1997 was de première. We hebben het stuk meer dan 50 maal opgevoerd. Maar het had net zo goed drie keer zoveel kunnen zijn.

We speelden in buurthuizen, op scholen voor ouders en/of leerlingen en in theaters. Vooral  jonge ouders van diverse etnische komaf kwamen kijken. Op bijvoorbeeld  Kanaleneiland en in Lombok was dat een perfecte afspiegeling van de buurt.

Geen voorstelling was hetzelfde. Ik herinner me als de dag van vandaag de diverse reacties. Laat ik beginnen met de meest merkwaardige.

We zouden op een zondag twee voorstellingen spelen in de Prinses Christinaschool te Zuilen, georganiseerd samen met het Marokkaans kader aldaar. Eerst een middagvoorstelling voor uitsluitend Marokkaanse vrouwen en ’s avonds voor mannen.

De Marokkaanse vrouwen waren naar de voorstellinggelokt met een feest na afloop van de voorstelling (dat maakten we vaker mee). Het waren vrouwen die nauwelijks Nederlands verstonden, allen waren gesluierd en totaal onbekend met het verschijnsel theater. Ze hadden nog nooit gehoord van deze kunstvorm, voor de meesten was dit de eerste voorstelling in hun leven. Tot onze verrassing waren ze –ondanks het feit dat de elektriciteitsvoorziening van begin tot einde plat lag- zeer enthousiast en vertaalden de beelden blijkbaar voor hen het onverstaanbare Nederlands. Ze kwamen ons na afloop zeer nadrukkelijk bedanken.

Bij de mannen ’s avonds was de sfeer heel anders. Het licht deed het inmiddels weer, maar op het tijdstip van beginnen zat er niemand in de zaal. Men vroeg om een halfuurtje uitstel, want “er moet worden gebeden”. Alle gangen van het gebouw lagen opeens vol met biddende mannen op kleedjes.  Maar dat betekende niet dat meteen daarna met spelen begonnen kon worden. “Ja, we komen zo!” Maar niemand kwam. De Marokkaanse spelers van de toneelgroep schaamden zich kapot, de andere spelers steigerden omdat ze zo onbeleefd werden behandeld. Na tien minuten zaten er dertig man in de zaal. Vooruit dan maar: we beginnen gewoon! Midden in de eerste scène stommelden de andere 60 binnen. Tien minuten later stommelde een aantal oudere Marokkaanse mannen weer naar buiten, verbolgen over de inhoud van het stuk, “want een zoon mag zijn vader nooit tegenspreken”. 

Jamal tot zijn zoon

El Wahili zei: Ahwa Elhassouni, ik zag jouw zoon Yamani met een vrouw door de stad lopen.

Yamani

Babba!! Ik ben geen 16 jaar meer! Waarom mag ik niet met een vriendin door de stad lopen?

Jamal

El Wahili zei: het meisje heeft blonde haren!

Yamani

Aaah..

Jamal

En el Wahili vertelt het niet alleen tegen mij. Hij vertelt het tegen Elfakihi, hij vertelt het tegen Elfalah, hij vertelt het tegen Elfilali: de zoon van Elhassouni loopt met een blonde vrouw door de stad! En Elfakihi, Elfalah, en Elfilali ver­tellen het verder aan Elmasnaoui en Elmassa­oui, aan Elabas­si en Elamrani. Overal sissen de giftige tongen, fluisteren de stemmen door de Arabische telefoon, in de hele stad worden El Hassouni en zijn zoon bespot. Mijn zoon! Hoe kan ik mij de volgende keer in de moskee laten zien?

Toen de Marokkaanse jongen in een latere scène zijn Nederlandse vriendin omhelsde, liep weer een aantal oudere mannen naar buiten, “want lichamelijk contact op het toneel tussen man en vrouw is haram! Verboden!”. De andere, jongere, mannen in de zaal applaudisseerden juist. De spelers lieten zich niet meeslepen door hun ergernis en speelden gewoon verder met een schitterende concentratie.

Maar dit was gelukkig inderdaad een merkwaardige uitzondering. We hebben zelden een voorstelling gespeeld die zoveel inzicht gaf in elkaars leefwerelden en tegelijk de harten opende.

Op het Spectrumcollege (VMBO en voor ¾ ‘zwart’), veroorzaakte de openingsscène –en met name het optreden van de Marokkaanse vader Jamal- hilariteit.

Zie de openingsscene: klikhier

De rest van het stuk keken de kinderen (vooral onder de 15 jaar) ademloos naar wat ouders durfden te laten zien. Na afloop wilden leerlingen met spelers op de foto. Een Turkse jongen kwam naar Feryal en wilde een foto met haar handtekening “voor mijn moeder, want wat U speelt is precies wat er gebeurt tussen mijn moeder en mij”.

Feryal en Türkân. Foto: Jutka Rona

Op een ouderavond van de Boemerangbasisschool in Ondiep waren het vooral vrouwelijke blonde en/of geblondeerde “krullenkoppen” die de zaal vulden. Merkwaardig genoeg lag het publiek ook dáár dubbel om de Marokkaanse vader, maar niet minder om de scènes tussen het Nederlandse echtpaar, dat in onvervalst Utrechts ruzie heeft over hoe je moet omgaan met je dochter die blind verliefd is op een Marokkaanse jongen.

Ademloos keken zij daarna naar de conflicten tussen de Marokkaanse vader en zoon. “Nu begrijp ik beter waarom die jongens zich zo gedragen op straat”, hoorden we vaak na afloop.

Het waren onvergetelijke avonden, de mensen bleven nog lang na de voorstelling praten, discussiëren, lachen en elkaar troosten. Zo verdampte menig traantje in de regen in de warmte van een toneelavond.

Talât. Foto: Jutka Rona